Praeses.

Art. XXXV. Het ambt van den Praeses is, voor te stellen en te verklaren ’t gene te verhandelen is; toe te zien dat een iegelijk zijn orde houde in ’t spreken, den knibbelachtigen en die te heftig zijn in ’t spreken, te bevelen dat zij zwijgen; en over dezelve, geen gehoor gevende de behoorlijke censuur te laten gaan. Voorts zal zijn ambt uitgaan, wanneer de samenkomst scheidt.

Art. 35 omschrijft het ambt van den praeses.
In de 16e en 17e eeuw beteekende het woord ambt de werkzaamheid, die aan iemand opgedragen is. De beteekenis van dit woord is verloopen. Ambt beteekent ook wel werkzaamheid, maar vooral wordt het gebruikt om aan te duiden: de qualiteit die aan iemand eigen is tengevolge dier werkzaamheid. Den laatsten zin had het woordt ambt vroeger niet. „Dienst” drukte vroeger de qualiteit uit. Daarom is er sprake van de kerkelijke diensten.
Die kerkelijke diensten hebben, hebben in dien dienst een ambt.
Zoo is de beteekenis van ambt in het bevestigingsformulier en

|134|

in de Bijbelvertaling in ’t ambt van ouderlingen en diakenen.
Hier is sprake van de werkzaamheid, die aan den praeses als zoodanig is opgedragen, van de praesidiale werkzaamheid.
In de Lat. vertaling staat officium, niet munus.
Het in dit artikel genoemde is in alle vergaderingen het ambt van den praeses.
Censuur = vermaning, bestraffing met woorden. Ze is niet afhouding van het Avondmaal. Het is goed dat dit alles herinnerd wordt omdat het er op aankomt, dat de praeses alles doet, wat in dit artikel staat.
’t Gebeurt toch maar al te vaak, dat een praeses denkt: ’t is genoeg met een hamer in een leunstoel te zitten. Wat er van zijn ambt gezegd wordt, ligt in den aard der zaak. Hij moet zich vooraf op de hoogte van de zaken stellen, zich praepareeren, om ze voor te stellen, toe te lichten en te verklaren en duidelijk te maken, waarom het gaat. Hij moet toezien op de orde, mag niet alles laten zeggen wat men zeggen wil. Hij moet tot de orde roepen met zachtheid, zoodat de orde bewaard blijft. Anders is de vergadering gelijk aan een wagen, terwijl men de teugels van de paarden laat glippen. Het is geen gemakkelijk werk.
De praeses mag de vergadering niet regeeren. Hij mag niet bepalen waar de wagen heen moet. Hij staat niet boven, maar onder de vergadering. Hij mag zijn wil niet aan de vergadering opleggen. Zoo wordt men tyranniek. Dit mag in geen enkele vergadering geschieden. Hij is dienaar van de vergadering om haar tot een besluit te doen komen. Vooral voor wie wat mans is, is dat een zware verzoeking. De vergadering moet gaan, waarheen zij wil. Bij quaestie moet de praeses zich onderwerpen aan het oordeel der vergadering, ook al is het met het zijne in strijd.

Om tyrannie te voorkomen is er bijgevoegd: „zijn ambt zal uitgaan als de samenkomst scheidt.”
Dit spreekt vanzelf. Als er geen vergadering meer is, bestaat zijn functie, het leiden der vergadering niet meer. Met opzet wordt dit in de K.O. uitgesproken, want in veel kerken ook nu nog is het gebruikelijk het anders op te vatten.
Bij alle andere stelsels van kerkrecht is het ambt en de aanwezigheid van praeses vast aan iemands persoon. Men is praeses ook buiten de vergadering, ’t zij voor jaren ’t zij voor levenslang. Het praesidiaat is dan een soort afzonderlijke kerkelijke dienst, hooger staande dan die van een anderen herder. Dit ligt op den weg van het episcopale systeem en leidt tot bisschoppelijke hiërarchie. Daarom heeft het artikel daartoe den pas afgesneden en hebben de Geref. zich steeds hiertegen verklaard.
De Independenten verweten aan de Gereformeerden, dat ze ambten hadden, waar de Schrift niet van weet, nl. deputaten en praesides, maar men zei: ze vatten de zaak verkeerd, want het praesidiaat was vast aan de vergadering, maar niet aan den persoon. Nooit is er iemand tot permanente praeses benoemd.
Wel was er een praeses voor één vergadering van dagen, want deze werd beschouwd als eene vergadering met tusschenpoozen, met schorsing, als ééne vergadering. Buiten de vergadering kan

|135|

niemand praeses zijn, al kan hij zich wel zoo noemen.
Men kan niet een praeses benoemen voor b.v. een synode van 2 jaar. Dat zijn dan verschillende vergaderingen.
Men kan iemand wel praeses noemen met dien verstande: als er eene vergadering was, zou hij praeses zijn.
Een kerkeraad heeft een dienaar des Woords tot praeses bij beurten van een week. Men kan nu officiëel niet zeggen, dat een dienaar des Woords praeses is voor een week, want dan zou hij meer te zeggen hebben dan de andere dienaren des Woords. Hij is praeses als er vergadering is. Hij kan alleen eene vergadering bijeenroepen. Het zou er anders toe leiden, dat zulk een weekpraeses alleen besliste buiten de vergadering. Dit mag niet. Hij kan niet eens voorlopig besluiten buiten de vergadering.

Om hiërarchie te mijden is bepaald dat dezelfde niet twee malen achtereen praeses mag zijn. Voor synoden geldt deze bepaling niet. Red. ’71, cap. 3, art. 5. Synoden mogen wel denzelfden praeses herkiezen: „Praesidis officium cum actione finitur, liberum autem erit proximio conventui Provinciali vel eundem vel alium eligere.” Dan was er genoeg tegenwicht en ook konden er redenen voor zijn. Bij een synode zijn geen voorschriften te geven, wel bij classe en kerkeraad.
Ook onze kerkorde verbiedt het alleen voor classe en kerkeraad (art. 41).
De praeses mag niet handelen buiten de vergadering of stukken ontvangen. Toch moet er een adres voor kerkelijke vergadering zijn aangegeven. Een classe moet te bereiken zijn, al is ze niet vergaderd. Gewoonte is, dat men een classicale kerk aanwijst om stukken in ontvangst te nemen en de vergadering uit te schrijven. Men kan ook een persoon, een actuarius benoemen. Daaraan wordt echter geen macht verbonden, zoodat er geen vrees voor hiërarchie bestaat.


Rutgers, F.L. (1892-)


COMMENTAAR OP
Kerkorde Dordrecht (1619) Art. 35
Kerkorde GKN (1892) Art. 35