Propositiën.

Art. XX. In de kerken, waar meer bekwame predikanten zijn, zal men het gebruik der Propositiën aanstellen, om door zulke oefeningen eenigen tot den Dienst des Woords te bereiden, volgende in deze de orde daarvan, bij deze Synode specialijk gesteld.

Art. 20 handelt over de propositiën.
Over dit punt is van het begin der Reformatie af in de Geref. kerken veel te doen geweest.
Cf. Dr. H.H. Kuyper’s Dissertatie.
De propositiën in de Geref. kerken, hoe ook vaak onderscheiden, zijn altijd geweest eene oefening door ’t houden van stichtelijke reden onder toezicht van den kerkeraad om zich bekwaam te maken voor den dienst des Woords. Ze bestonden in het voordragen van een stichtelijke toespraak ter uitlegging van een deel der Schrift om door critiek der hoorders onderwezen te worden.
Eerst stond dit in verband met de profetie = samenkomst van de dienaren des Woords met de gemeente ter bespreking van Schrift en preek. Zoo had de profetie plaats in Zürich (Zwingli), Bern, Genéve (congregatie) en in de Ned. vluchtelingenkerken, b.v. onder leiding van a Lasco in Londen.
In de profetie moet onderscheiden tusschen wat dient 1e voor

|82|

opleiding (Gr., Lat. en Hebr. onderwijs), 2e tot stichting van het volk, 3e tot onderwijzing van en tot critiek op predikanten. Ook de profetie diende tot vorming van dienaren des Woords.
In de eerste jaren van de Reformatie in Nederland moest wel zoo in de opleiding voor den dienst des Woords voorzien worden, omdat er geen andere weg was dan buitenslands studeeren in Genève en in Heidelberg, zoolang de Paltz Gereformeerd was. Dit was bezwaarlijk. En de behoefte aan dienaren des Woords was groot. Zoo kwamen profetie en propositie in zwang. In ’t begin zijn daarvoor veel bepalingen gemaakt in classicale en provinciale acta en werd ook op de generale synoden op de zaak gelet.

Redactie 1571, art. 52. Propositiones privates habere .... de quibus spes bona est. De propositie dus ingesteld om gevormd te worden tot den dienst des Woords.
In de grotere kerken zou een dienaar des Woords presideeren om critiek te oefenen. In kleinere kerken ging dit moeilijk. De dienaar daar was er soms weinig voor geschikt. In grootere kerken werd inderdaad zoo gehandeld.
Redactie 1578 art. 49.
Dit art. van ’71 gebleven met een niet onbelangrijke wijziging. Hier volgt het op de bepaling van onderhouding van studenten (art. 48). De propositie gehandhaafd, maar toepasselijk verklaard op gemeenten waar studenten in de theologie zijn en wel bedoeld studenten van Leiden. De oefening moet zijn in Leiden en thuis gedurende de vacantie.
Ook kan het zien op plaatsen, die nog komen zouden, b.v. Franeker. Ook is niet uitgesloten, het proponeeren van diegenen, die niet aan een Universiteit studeerden. Het proponeeren dat in Emden nader bepaald werd, doelde daarop, want een Universiteit was er nog niet.
Toen de vrijheid kwam in ’72 en in Holland de Leidsche Academie was opgericht, traden de propositiën op de achtergrond.
Redactie ’78, art. 49, wordt bepaaldelijk van propositiën gesproken als nuttig en dienstig voor studenten in de theologie. Bedoeld zijn die aan de Academie studeeren.
Alle weken. Het proponeeren werd nu practische oefening in het preeken onder leiding van den dienaar des Woords, dus een onderdeel van voorbereiding tot den dienst des Woords.
Redactie ’81 in art. 14 is deze bepaling bestendigd. Ditzelfde in art. 18 red. ’86 met een bijvoeging. In de eerste plaats gedacht aan studenten der Universiteit, 2e ook aan ongestudeerden (tegenwoordig mannen van art. 8).
Uit de bijvoeging onderscheidde men proponeeren privatim inter parietes voor de dienaren des Woords en openbaar van den predikstoel voor de gemeenten.
Vroeger traden de proponenten niet voor de gemeente op.
Propositie heeft niet ten doel de vervulling van een beurt, heeft niet plaats om de gemeente met den proponent bekend te maken voor beroep, maar oefening van den proponent zelf.
Dit blijkt uit de bepaling, dat bij openbaar proponeeren de kerkeraad critiek zou oefenen.
In ’86 art. 18 werd bepaald, dat het proponeeren in het

|83|

openbaar alleen zou geschieden, als de proponent onderzocht was aan de Universiteit of door de classe, dus hier officiëel praeparatoir examen ingesteld opdat geen ketterij en ongeschikte personen insluipen.
Praeparatoir examen staat hier gelijk met de Universitaire examens. Men vertrouwde de Universiteit dus volkomen. Ook werd er bijgevoegd, dat ze dan nog niet in de bediening des Woords zijn en dus niet de bediening der Sacramenten hebben. Voor huwelijksbevestiging waren zij ook onbevoegd, hoewel dit geen sacrament was.
Dit artikel is in 1619 gebleven in art. 20. De bijvoeging verdween; in plaats daarvan kwamen de woorden: „volgende in deze de orde daarvan bij deze Synode specialijk gesteld.”
De beteekenis is niet duidelijk. Dordt stelde eigenlijk geen orde op proponeeren. Wel is er veel gehandeld over opleiding van predikanten en proponeeren.
Uit veel provinciën waren er gravamina de studiosis sacrae Theologiae etc. over de opleiding van dienaren des Woords.
Uit Zeeland verscheen er op de Dordtsche synode een uitvoerig stuk met veel punten, dat bij de Overheid zou worden aangedrongen om studenten op staatskosten op te leiden; dat in de academia hospitia zouden ingericht. Verder over kerkelijk toezicht over 4 of 5 jaar studietijd.
Over het verplichtend stellen van het praeparatoir examen. Dit zag op de moeilijkheden met Arminius. De candidaten zouden practisch gevormd worden, voorlezen in de kerken, meegaan bij ziekenbezoek, kerkelijke vergaderingen bijwonen en proponeeren.
In Dort werden adviezen gevraagd over de opleiding van de collegia (van de provinciën) en professoren.
De Paltz wilde gegevens uit Heidelberg meegeven. Aldaar Hospitium gelijk Collegium sapientiae.
In de 20ste sessie der synode werd besloten alleen dat proponenten niet zouden doopen als niet toegelaten tot den dienst des Woords; de andere dingen liet de synode aan de kerken over en over andere zaken en proponeeren is geen besluit genomen. Men wachtte op bericht uit Heidelberg en op pogingen van nauwe betrekking met de Leidsche Universiteit. Beide (Heidelberg en Leiden) mislukten.
Zoo is de zaak in de Dordtsche Synode blijven rusten.
De woorden uit het art. kunnen zien op de 20ste sessie.
Meer waarschijnlijk is, dat het ziet op artikel 8, waar sprake is van proposities van ongestudeerde personen en dat in art. 20 over de proposities de Dordtsche synode vooral het oog had op ongestudeerde personen en niet op de proposities van studenten.

|84|

De uitdrukking bedoelt dan, dat men art. 8 in acht zal nemen bij ongestudeerde personen.
Dan is in Dordt het proponeeren beperkt tot de niet studeerende mannen met singuliere gaven.
Feitelijk is daarna nergens het proponeeren van studenten een oefenen voor zichzelf, maar geschiedde het om te maken, dat zij bij de kerken bekend werden.
Het praeparatoir examen bleef eerst.
Dit is ook nu nog van de propositie gebleven. Enigszins geschiedt het nu nog tot oefening van aanstaande predikanten, maar proposities worden niet gehouden in groote kerken met critiek, maar in kleine kerken met absentie van predikant om de gemeente aan een beurt te helpen.

In art. 18-20 is de opleiding voor den Dienst des Woords afgehandeld.


Rutgers, F.L. (1892-)


COMMENTAAR OP
Kerkorde Dordrecht (1619) Art. 20
Kerkorde GKN (1892) Art. 20