Artikel 13.
Algemene bepalingen.
Het lid van een vergadering, dat de betrokkene door bloed- of aanverwantschap tot in de derde graad bestaat, neemt in de kerkeraad geen deel aan de behandeling van de zaak en wordt in de commissies voor het opzicht van andere ambtelijke vergaderingen tijdens deze behandeling door zijn secundus, tertius of door een plaatsvervangend lid vervangen.