Artikel 4.
Het dooplidmaatschap.
Tenzij de vader of degene, die hem bij de opvoeding van het kind
vervangt, aan de kerkeraad — ten aanzien van elk kind in het
bijzonder — mondeling het tegendeel verklaart, worden
minderjarigen uit een gezin, waarvan een der ouders wel en de
andere niet tot de Hervormde Kerk behoort, gerekend van haar deel
uit te maken;
minderjarigen uit een gezin, waarvan de ouders of een hunner tot
de Hervormde Kerk overkomt, gerekend mede tot haar te zijn
overgekomen;
minderjarigen uit een gezin, waarvan een der ouders naar een
andere kerkgemeenschap overgaat, gerekend tot de Hervormde Kerk
te blijven behoren.