Artikel 3.
De bediening van de Doop.
De Doop zal zo mogelijk geschieden in tegenwoordigheid van de vader en de moeder en vindt plaats met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier uit het dienstboek der Kerk; de ouders beantwoorden in de regel beiden de doopvragen, tenzij bij de kerkeraad bezwaren bestaan.