|311|
Voor de liefhebbers onder de lezers verwijs ik hier naar de auteurs, die mij bij het schrijven van dit boek gedurende kortere of langere tijd hebben vergezeld en naar de bronnen waaruit ik heb geput. Ze zijn per hoofdstuk en vervolgens per paragraaf geordend. Bij een eerste vermelding is de hele titel opgenomen. Bij volgende vermeldingen wordt verwezen naar de paragraaf waar het betreffende boek te vinden is. De bronnen en historische overzichten die betrekking hebben op het hele boek treft u aan onder 0.0. Elk hoofdstuk opent met een paragraaf Algemeen (1.0, 2.0 etc.), die betrekking heeft op het hoofdstuk als geheel.
Op de omslag van dit boek prijkt het portret van ds Robert Walker, schaatsend op het Duddingston Loch. Walker was een vooraanstaand predikant in Schotland, einde achttiende eeuw, ten tijde van de Schotse Verlichting. In zijn gemeente, Duddingston Parish, vlakbij Edinburgh, had hij het loch vlak in de buurt. Het schilderij is van de hand van Sir Henri Raeburn 1756-1823, Schotlands vermaardste portretschilder. Het maakt deel uit van de collectie van de National Galleries of Scotland te Edinburgh. Ik kreeg de plaat via dr. Jan van Butselaar. Lezers van Nicci French, Het geheugenspel komen deze ds Walker daarin tegen op p. 144, waar de hoofdpersoon de plaat als ansichtkaart verstuurt.
— Bronnen:
J.N. Bakhuizen van den Brink e.a., Documenta Reformatoria.
Teksten uit de geschiedenis van kerk en theologie in de
Nederlanden sedert de Hervorming, Deel I, tot het einde van
de 17de eeuw, Deel II, van de 18de eeuw tot
1940 (Kampen 1960, 1962).
J.N. Bakhuizen van den Brink, Protestantse pleidooien, I
en II (Kampen 1962).
|312|
C. Augustijn e.a., Reformatorica. Teksten uit de geschiedenis
van het Nederlandse protestantisme (Zoetermeer 1996).
Verder noem ik de series Acta van verschillende Synodes:
De Generale Synode van Dordrecht 1618-1619 (Uitg. J.H.
Donner en S.A. van den Hoorn, Leiden z.j.); Acta der
Provinciale en Particuliere Synoden gehouden in de Noordelijke
Nederlanden, uitg. J. Reitsma en S.D. van Veen (Groningen
1892-1899) en van de latere synoden van de Nederlandse Hervormde
Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland.
F.W. Grosheide en G.P. van Itterzon (red.), Christelijke
Encyclopedie (Kampen 19562).
— Standaardwerken:
A. Ypey en I.J. Dermout, Geschiedenis der Nederlandsche
Hervormde Kerk I-IV (Breda, 1819-1827).
G. Groen van Prinsterer, Handboek der geschiedenis van het
Vaderland (Leiden 1846).
L. Knappert, Geschiedenis der Nederlandsche Hervormde Kerk
gedurende de 16e en de
17e eeuw, Id. gedurende de
18e en 19e
eeuw (2 dln) (Amsterdam 1912).
J. Reitsma en L. Lindeboom, Geschiedenis der Hervorming en
der Hervormde Kerk der Nederlanden (Utrecht 1916).
O.J. de Jong, Nederlandse Kerkgeschiedenis (Nijkerk
1978).
A.J. Rasker, De Nederlandse Hervormde Kerk vanaf 1795
(Kampen 1986).
H.C. Endedijk, De Gereformeerde Kerken in Nederland, 2
dln. (Kampen 1990, 1992).
P. van Rooden, Religieuze regimes. Over godsdienst en
maatschappij in Nederland, 1570-1990 (Amsterdam 1996).
H. Knippenberg, De Religieuze kaart van Nederland. Omvang en
geografische spreiding van de godsdienstige gezindten vanaf de
Reformatie tot heden (Assen 1992).
Over de relatie van praktische theologie en kerkgeschiedenis: J. Firet, Praktische theologie als theologische futurologie (Kampen 1968).
Een uitvoerige introductie op het werk van E. Troeltsch beidt de dissertatie van J. Klapwijk, Tussen historisme en relativisme (Kampen 1970). De woorden ‘Es wackelt alles!’ spelen een belangrijke rol in een indrukwekkend opstel van Ernst Lange over de predikant: Glaube und Anfechtung im Alltag eines Gemeindepfarrers, in: E. Lange, Predigen als Beruf (Stuttgart 1976).
|313|
Over Kuypers vrees voor onzekerheid: O. Jager, Schrale troost in magere jaren (Baarn 1976).
Over morfologisch fundamentalisme: J.C. Hoekendijk, De kerk binnenste buiten (Amsterdam 1964). Voor de gekozen praktisch-theologische benadering verwijs ik naar: J. Firet, Het agogisch moment in het pastoraal optreden (Kampen 1968); G. Heitink, Praktische theologie: geschiedenis, theorie, handelingsvelden (Kampen 1993, 20002).
Momenteel bestaat veel aandacht voor Troeltsch, met name voor zijn visie op de ontwikkeling van de kerk. Ik verwijs hier naar studies van de praktisch-theologen V. Drehsen, Neuzeitliche Konstitutionsbedingungen der Praktischen Theologie (Gütersloh 1988); K. Fechtner, Volkskirche im neuzeitlichen Christentum. Die Bedeutung Ernst Troeltschs für eine künftige praktisch-theologische Theorie der Kirche (Gütersloh 1995); Chr. Albrecht, Historische Kulturwissenschaft neuzeitlicher Christentumspraxis (Tübingen 2000) en van de kerkhistoricus A.L. Molendijk, Zwischen Theologie und Soziologie. Ernst Troeltschs Typen der christlichen Gemeinschaftsbildung: Kirche, Sekte, Mystik (Gütersloh 1996). Verder verwijs ik naar: H. Schelsky, Ist die Dauerreflexion institutionalisierbar?, in: Zeitschrift für Evangelische Ethik (1957) en voor sociologische begrippen naar: G. Dekker, H.C. Stoffels, Godsdienst en samenleving. Introductie in de godsdienstsociologie (Kampen 2001).
Van Rooden (1996), a.w. (0.0).
Over het ambt in de Reformatie: C. Graafland, Gedachten over het ambt (Zoetermeer 1999); E.A.J.G. Van der Borght, Het ambt her-dacht (Zoetermeer 2000). Zie verder overzichtsliteratuur (0.0).
Luthers werken (De Babylonische gevangenschap der kerk (1520), Brief aan Paus Leo X, De vrijheid van een christen (1520) (Kampen 1959); I. Karle, Der Pfarrberuf als Profession. Eine Berufstheorie im Kontext der modernen Gesellschaft (Gütersloh 2001).
|314|
M. Bucer, Over de ware zielzorg (1538), vertaling H.J. Selderhuis (Kampen 1991); W. van ’t Spijker, De ambten bij Bucer (Kampen 1970).
M. Hauser, Prophet und Bischof. Huldrych Zwinglis Amtsverständnis im Rahmen der Zürcher Reformation (Freiburg 1994); Van der Borght (2000), a.w. (1.0).
J. Calvijn, Institutie, of onderwijzing in de christelijke godsdienst (vertaling A. Sizoo; Delft 1956); Graafland (1999), a.w. (1.0); J. Plomp, De kerkelijke tucht bij Calvijn (Kampen 1969).
Voor de vermelde discussie: M. den Dulk, Vijf kansen. Een theologie die begint bij Mozes (Zoetermeer 1998); M. Gosker, Het ambt in de oecumenische discussie (Amstelveen 2000); Van der Borght (2000), a.w. (1.0).
H.A. Speelman, Calvijn en de zelfstandigheid van de plaatselijke kerk (Kampen 1994); A. van Ginkel, De ouderling. Oorsprong en ontwikkeling van het ambt van ouderling en de functie daarvan in de Gereformeerde Kerk der Nederlanden in de 16e en 17e eeuw (Amsterdam 1975); J. Plomp (1969), a.w. (1.4).
Over Beza: Graafland (1999), a.w. (1.0).
J.N. Bakhuizen van den Brink, De Nederlandsche belijdenisgeschriften (Amsterdam 1940); A.D.R. Polman, Onze Nederlandse geloofsbelijdenis, verklaard uit het verleden, geconfronteerd met het heden I-IV (Franeker z.j.); Graafland (1999), a.w. (1.0); Speelman (1994), a.w. (1.6).
Marten Micron, De Christlicke Ordinanciën der Nederlantscher Ghemeinten te Londen (1554), uitg. W.F. Dankbaar (’s Gravenhage 1956); J. Lindeboom, Austin friars. Geschiedenis van de Nederlandse Hervormde gemeente van Londen, 1550-1950 (’s Gravenhage 1950); O. Boersma, Vluchtig voorbeeld. De Nederlandse, Franse en Italiaanse vluchtelingen kerken in Londen
|315|
1568-1585 (Kampen 1994); B.A.M. Luttikhuis, Een grensgeval. Oorsprong en functie van het territoriale beginsel in het gereformeerde kerkrecht (Gorinchem 1992); Graafland, a.w. (1.0). Zie ook: Den Dulk (1998), a.w. (1.5).
U. Brockhaus, Charisma und Amt, die Paulinischen Charismenlehre auf der frühchristlichen Gemeindefunktionen (Wuppertal 1972); H. Ridderbos, Paulus, ontwerp van zijn theologie (Kampen 1966); M. den Dulk, Een huis naast de synagoge. Herlezing van de brief aan Timoteüs met het oog op de gemeente (Zoetermeer 2000). Over Efeze 4, 12 met name: J. Firet (1968), a.w. (0.3).
Over institutionalisering: Dekker en Stoffels (2001), a.w. (0.4).
A.Th. van Deursen en G.J. Schutte, Geleefd geloven. Geschiedenis van de protestantse vroomheid in Nederland (Assen 1996). Zie verder overzichtsliteratuur (0.0).
C. Augustijn, Erasmus en de reformatie (Amsterdam 1986); W. Banning, Geestelijk samenleven in Nederland (Amsterdam 1960).
A.Th. van Deursen, Mensen van klein vermogen. Het ‘kopergeld’ van de Gouden eeuw (Amsterdam 1992); A.Th. van Deursen, Bavianen en slijkgeuzen. Kerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Oldenbarnevelt (Franeker 1991); Boersma, a.w. (1.9).
De Jong (1978), a.w. (0.0); Van Deursen (1991 en 1992), a.w. (2.2). Over de dissenters: A. Hoekema en S. Hof (red.), Illustere dissenters. Aspecten van de positie van Lutheranen en Doopsgezinden (Zoetermeer 1996).
S. Schama, Overvloed en onbehagen. De Nederlandse cultuur van de Gouden
|316|
Eeuw (Amsterdam 1989); G.J. Schutte, Het Calvinistisch Nederland. Mythe en werkelijkheid (Hilversum 2000).
Van Deursen (1991, 1992), a.w. (2.2.); A.Th. van Deursen, Een dorp in de polder. Graft in de zeventiende eeuw (Amsterdam 1995); F.A. van Lieburg, Een geschiedenis van de Nederlandse predikant, in: N.H. Koers (red.), Vier eeuwen domineesland (Utrecht 1997). Over de klachten rond de opleiding in Leiden: M. den Dulk, De geboorte van de praktische theologie (Leiden 1992). Ik verwees naar de roman van Dalene Matthee, Pieternella van die Kaap (Kaapstad, Tafelberg, 2000).
Van Deursen (1991,1992), a.w. (2.2.). De geciteerde Duitse auteur: G. Uhlhorn, Die christliche Liebestätigkeit I-III (Stuttgart, 1888-1890).
O.C. Broek Roelofs, Wilhelmus Baudartius (Kampen 1947). Hierin is ook de geciteerde brief opgenomen.
Ik noem de roman van: Dieuwke Winsemius, Het grote geheim van Anna Maria Schuurman (Kampen z.j.). Over de klopjes: Van Deursen (1991, 1992), a.w. (2.2). De uitleg van het woord klopje dank ik aan de heer Tuur Hoste te Antwerpen (Wijnegem).
Graafland, a.w. (1.0); T. Brienen, Vroomheid volgens het Gereformeerd Piëtisme, met name bij vader en zoon a Brakel, in: W. van 't Spijker e.a. (red.), Spiritualiteit (Kampen 1993); C. Aalders, Spiritualiteit. Geestelijk leven vroeger en nu (’s Gravenhage 1969). Ik noemde de roman van Robert Haasnoot, Waanzee (Breda, de Geus, 1999).
Van Rooden, a.w. (0.0); R.A. Bosch, Het conflict rond Antonius van der Os, predikant te Zwolle 1748-1755 (Kampen 1988). Over de psalmberijming: R.A. Bosch, En nooit meer oude Psalmen zingen. Zingend geloven in een nieuwe tijd 1760-1810 (Zoetermeer 1996). Voor de biddagbrief van Zeeland: C. Augustijn e.a. (1996), a.w. (0.0).
|317|
Van Rooden, a.w. (0.0). Over ds Van den Honert: C. Augustijn e.a. (1996), a.w. (0.0).
Van Deursen en Schutte, a.w. (2.0).
Voor de Negentiende Eeuw is van groot belang de dissertatie van: D. Bos, In dienst van het Koninkrijk. Beroepsontwikkelingen van hervormde predikanten in negentiende-eeuws Nederland (Amsterdam 1999). Zie verder overzichtsliteratuur (0.0).
S. Schama, Patriotten en bevrijders. Revolutie in de Noordelijke Nederlanden 1780-1815 (Amsterdam 1986); G.J. Schutte, Een Hollandse dorpssamenleving in de late achttiende eeuw. De banne Graft, 1770-1810 (Franeker 1989). Over Petrus Faassen de Heer: Sv.E. Veldhuijzen, De paus van Scheveningen (Zoetermeer z.j.). Verder wordt verwezen naar de Nieuwe Nederlandsche Jaerboeken (Leiden-Amsterdam 1780-1798).
Rasker, a.w. (0.0). Godsdiensttelling: Knippenberg (1992), a.w. (0.0).
Rasker, a.w. (0.0); Schama, a.w. (3.1). Verder citeer ik uit: A. Blonk en J. Romein, Rondgang door de Algemene en Vaderlandse Geschiedenis II (Groningen 1953).
D.Th. Kuiper e.a. (red.), Predikant in Nederland (1800 tot heden). Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme na 1800 (Kampen 1997). In deze bundel o.a.: D.J. Bos, ‘Een kring van achtbare mannen’. Verder: Bos (1999), a.w. (3.0).
J. Heringa, Kerkelijke raadgever en raadvrager (Utrecht 1819 e.v.); C.E. van Koetsveld (1843), Schetsen uit de pastorie van Mastland (Schoonhoven 1874). Over van Koetsveld: A.J. Onstenk, ‘Ik behoor bij mezelf’, C.E. van
|318|
Koetsveld (Assen 1973). Verder: Schutte (1989), a.w. (3.1); Veldhuijzen (z.j.), a.w. (3.1.).
F. Schleiermacher (1811), Kurze Darstellung des theologischen Stadiums zum Behuf einleitender Vorlesungen (Darmstadt 1972); I. Busch Keiser, Het protestantsch leraarambt in deszelfs ganschen omvang: een handboek der praktische godgeleerdheid (Groningen 1833); W. Muurling, Practische Godgeleerdheid of Beschouwing van de Evangeliebediening, voornamelijk in de Nederlandsche Hervormde Kerk (Groningen 1851-1857); J. Vree, De Groninger godgeleerden: De oorsprongen en de eerste periode van hun optreden 1820-1843 (Kampen 1984); R. Klooster, Groninger Godgeleerdheid in Friesland 1830-1872 (Leeuwarden 2001).
G.C. van de Kamp, Liturgische bewustwording in de Gereformeerde Kerken, in: M.E. Brinkman (red.), 100 jaar theologie (Kampen 1992); K. Runia, Het hoge woord in de lage landen (Kampen 1985). Verder: Van Koetsveld (1843), a.w. (3.5); Bosch (1996), a.w. (2.10)
Van Koetsveld (1843), a.w. (3.5). In verband met Van Koetsveld: F.H. Kuiper, Op zoek naar beter bijbels onderwijs (Amsterdam 1977). Verwezen wordt naar: Chr. Sepp, Proeve eener pragmatische Geschiedenis der Theologie in Nederland van 1787-1858 (Leiden 1869).
Van Koetsveld (1843), a.w. (3.5).
W. Bakker, De Afscheiding van 1854 en haar geschiedenis (Kampen 1984); J. van Gelderen en F. Rozemond, Gegevens betreffende de Theologische Universiteit Kampen 1854-1994 (Kampen 1994). Verder: Endedijk (1990), a.w. (0.0); Schutte (2000), a.w. (2.4). Over oefenaars en godsdienstonderwijzers: G.J. Mink, Op het tweede plan. Evangelisten in de tweede helft van de negentiende eeuw (Leiden 1995).
P.A.C. Douwes, Armenkerk. De Hervormde diaconie te Rotterdam in de negentiende eeuw (Schiedam 1977); L.F. van Loo, ‘Den arme gegeven...’. Een beschrijving van armoede, armenzorg en sociale zekerheid in Nederland,
|319|
1784-1965 (Meppel 1981); J. Spaans, Kerkelijke en publieke armenzorg voor en na de scheiding tussen kerk en staat, in: J. de Bruijn e.a., Geen heersende kerk, geen heersende staat. De verhouding tussen kerk en staat 1796-1996 (Zoetermeer 1998); Schama (1986), a.w. (3.1).
J. van der Werf, Kerk en christelijke vereniging (Amsterdam 1960); M. Kamphuis e.a. (red.), Helpen als ambacht. Studies over Maatschappelijk Werk (Baarn z.j.): hoofdstuk 1, Uit de voorgeschiedenis. Historische notities; G. Heitink, De armen hebt gij altijd bij u, in: Bewerken en bewaren. Studies aangeboden aan prof. dr. K Runia (Kampen 1982); H. Reenders, Alternatieve zending. Otto Gerhard Heldring (1804-1876) en de verbreiding van het christendom in Nederlands-Indië (Kampen 1991).
Zie vorige paragrafen.
G.J. Schutte en J. Vree (red.), Om de toekomst van het protestantse Nederland. De gevolgen van de grondwetsherziening van 1848 voor kerk, staat en maatschappij (Zoetermeer 1998); Bos (1999), a.w. (3.0). Zie verder overzichtsliteratuur (0.0)
G.J. Schutte, Nederland in 1848, in Schutte en Vree (1998), a.w. (4.0); G. Heitink, De gevolgen van 1848 voor de predikanten, in: Schutte en Vree (1998), a.w. (4.0).
F.X. Kaufmann, Religion und Modernität (Tübingen 1989); D. Rössler, Grundriss der Praktischen Theologie (Berlin 1986); J.A. van der Ven, Ecclesiologie in context (Kampen 1993); J. de Bruijn e.a. (1998), a.w. (3.11).
Muurling (1851), a.w. (3.6); Bos (1999), a.w. (3.0); Heitink (1998), a.w. (4.1).
|320|
Muurling (1851), a.w. (3.6.).
J. Vree, ‘De kraaienplaag’. Een halve eeuw predikantsverenigingen in de Nederlandse samenleving (1844-1892), in: Kuiper (1997), a.w. (3.4); M.J. Aalders, De Wet op de Kerkgenootschappen van 10 september 1853, in: Schutte en Vree (1998), a.w. (4.0); H. Florijn, Als ‘een handvol geitenhaar’ tot wezenlijke opbouw van den geestelijken tabernakel des heeren, in: Kuiper (1997), a.w. (3.4); Mink (1995), a.w. (3.10). Over professionaliseringstheorieën: R. Brouwer, Pastor tussen macht en onmacht. Een studie naar de professionalisering van het Hervormde predikantschap (Zoetermeer 1995); H. Schilderman, Pastorale professionalisering (Kampen 1998); Bos, a.w. 1999 (3.0).
F. van Heek, Stijging en daling op de maatschappelijke ladder. Een onderzoek naar verticale sociabiliteit (Leiden 1945); W. Gräb, Lebensgeschichten, Leben-sentwürfe, Sinndeutungen. Eine praktische Theologie des Subjekts (Gütersloh 1998); W. Steck, Praktische Theologie. Horizonte der Religion — Konturen des neuzeitlichen Christentums — Strukturen der religiösen Lebenswelt I (Stuttgart 2000); J. de Bruijn (red.), Hoe gezegend in ons land... (Amsterdam, 1997); A. de Groot, Negentiende-eeuws pastorieleven: idylle met een geheim, in: J. de Bruijn (red), a.w. Verder: Van Rooden (1996), a.w. (0.0); Bos (1999), a.w. (3.0).
J. Vree, De herziening van het hervormde Algemeen Reglement (1846-1832), in: Schutte en Vree (1998), a.w. (4.0); M.J. Aalders, Ethisch tussen 1870 en 1920 (Kampen 1990); H. Berkhof, Christelijk geloof. Een inleiding tot de geloofsleer (Nijkerk 1973); Bos (1997), a.w. (3.4).
J. Vree, Abraham Kuyper als Amsterdams predikant 1890-1874 (Amsterdam, 2000).
A. Kuyper, Confidentie. Schrijven aan den weled. Heer J.H. van der Linden (Amsterdam 1873); A. Kuyper, Tractaat van de Reformatie der Kerken (Amsterdam 1883); W. Bakker e.a. (red.), De Doleantie van 1886 en haar geschiedenis (Kampen 1986); C.W.H, van den Berg, Kuyper en de kerk, in: C. Augustijn e.a. (red), Abraham Kuyper. Zijn volksdeel, zijn invloed (Delft 1987).
|321|
Zie vorige paragrafen.
C. Fasseur, Wilhelmina, I De jonge koningin (1998), II Krijgshaftig in een vormeloze jas (2001), (uitg. Balans); G. Mak, De eeuw van mijn vader (Amsterdam 1999). Zie verder: overzichtsliteratuur (0.0).
J. Hendriks, De emancipatie van de gereformeerden (Alphen a/d Rijn 1971); D.Th. Kuiper, De voormannen. Een sociaal-wetenschappelijke studie over ideologie, konflikt en kerngroepvorming binnen de Gereformeerde wereld (Meppel/Kampen 1972); B. van Kaam, Parade der mannenbroeders; Protestants leven in Nederland 1918-1938 (Wageningen 1964); J. de Bruijn (red.), Bepaald gebied. Asspekten van het protestants-christelijk leven in Nederland in de jaren 1880-1940 (Baarn 1989); P.L. Schram, Lezen en leven, in: W. Bakker e.a. (1986), a.w. (4.9); A.J. van den Berg, De Nederlandse Christenstudenten Vereniging 1896-1985 (’s Gravenhage 1991);
Over 100 jaar Gereformeerd Theologisch Tijdschrift: W. Stoker en H.C. van der Sar (red.), Theologie op de drempel van 2000 (Kampen 1999); G.F.W. Herngreen, Een Handjevol Verkenners. Ontstaan en geschiedenis van het ‘H.V.’. De Gereformeerde Kerken in Nederland in Hersteld Verband (Baarn 1976); W. Nijenhuis, De Nederlandse Hervormde Kerk en de Doleantie, in: W. Bakker e.a. (red.), a.w. 1986 (4.9); W. Balke, Gunning en Hoedemaker. Samen op weg (’s Gravenhage 1985); A. de Lange (red.), J.H. Gunning Jr. Brochures en brieven uit zijn Leidse tijd 1889-1899 (Kampen 1984); E.J. Beker en M.G.L. den Boer, J.H. Gunning jr., een theologisch portret (Baarn 1979). Genoemde romans: S. Ulfers (1903), Oostloorn. Dorpsschetsen (Amsterdam 196912); A.M. de Moor-Ringnalda, Uitzicht op morgen (Kampen z.j.).
A. Kuyper, ‘Geworteld en gegrond’. De kerk als organisme en instituut (Amsterdam 1870); A. Kuyper, De gemeene gratie, 3 dln. (Amsterdam 1902-1904); C. Augustijn en J. Vree, Abraham Kuyper: vast en veranderlijk. De ontwikkeling van zijn denken (Zoetermeer 1998); G. Dekker, Zodat de wereld verandert. Over de toekomst van de kerk (Kampen 2000).
|322|
H. Hoekstra, N.A. De Gaay Fortman en W. van den Bergh, Olie en wijn in de wonden. Beschouwingen over het Diakonaat (Harderwijk 1888); A. Kuyper, Het sociale vraagstuk en de christelijke religie (Amsterdam 1891); P. Biesterveld, J. van Lonkhuijzen en R.J.W. Rudolph, Het Diaconaat. Handboek ten dienste der Diaconieën (Hilversum 1907); A.J.L. van Beeck Calkoen e.a., Diaconaal Handboek ten dienste van de Gereformeerde diaconieën (Rotterdam 1929); A. Noordegraaf, Oriëntatie in het diakonaat (Zoetermeer 1991); G. Heitink (1982), a.w. (3.12). Over paviljoenverpleging: J.A. van Belzen, Psychopathologie en religie. Ideeën, behandeling en verzorging in de gereformeerde psychiatrie, 1880-1940 (Kampen 1989).
H. Bavinck (1897-1901), Gereformeerde Dogmatiek (Kampen 19284); W.G. Harrenstein, Het arbeidsterrein der Kerk in de groote steden (Kampen 1913).
O. Noordmans, Verzamelde Werken V (Kampen 1984).
S. Freud en O. Pfister, Briefe 1909-1939 (Frankfurt a.M. 1963); T. Hoekstra, De psychologie der religie en de ambtelijke vakken (Kampen 1913); H.C. Rümke, Karakter en aanleg in verband met het ongeloof (Amsterdam 1939); J.H. van den Berg, Psychologie en geloof. Een kroniek en een standpunt (Nijkerk 1958); C.W. du Boeuff en P.C. Kuiper, Psychotherapie en zielzorg (Utrecht 1950); G. Brillenburg Wurth, Christelijke zielszorg in het licht van de moderne psychologie (Kampen 1955); H.M.M. Fortmann, Als ziende de onzienlijke. Een cultuurpsychologische studie over de religieuze waarneming en de zogenaamde religieuze projectie I en II (Hilversum 1974).
H.Zahrnt, Wachtend op God. De Duitse protestantse theologie in de twintigste eeuw (Utrecht 1967); E. Thurneysen, Rechtfertigung und Seelsorge, in: F. Wintzer (Hrg.), Seelsorge. Texte zum gewandelten Verständnis und zur Praxis der Seelsorge in der Neuzeit (München 1978); E. Thurneysen, Die Lehre von der Seelsorge (Zürich 1946); K. Barth, Die Kirchliche Dogmatik I/1 — IV/4 (Zürich 1932 ff.); E.D.J. de Jongh, Buskes, dominee van het volk (Kampen 1998); K.H. Miskotte, Het waagstuk der prediking (’s Gravenhage 1941); K.H. Miskotte, Een keuze uit zijn dagboeken en andere teksten (Baarn 1994); id., Verzameld Werk 4 en 5A (Kampen 1985, 1990). Verder haalde ik aan: Dagboek van een Grootestads-dominee. Brieven aan een vriend door
|323|
N.N. (Baarn 1929). Hans Werkman verzamelde gedichten over de predikant in een bundel, waaruit ik in dit boek put: Wij hebben hier een prima domineetje. De dominee in 70 gedichten (Kampen 1997). Hierin staat ook het gedicht Miskotte in Voorst, van Guillaume van der Graft (ps. Van W Barnard, geb. 1920).
A. Kuyper, Onze eeredienst (Kampen 1911); O. Noordmans (1939), Liturgie, in Verzamelde Werken VI (Kampen 1986); G. van der Leeuw, Liturgiek (Nijkerk 1940); G. van der Leeuw, Sacramentstheologie (Nijkerk 1949); Hervormde kerkdienst (1950), in: Documenten Nederlandse Hervormde Kerk 1945-1955 (’s Gravenhage 1955); K.W. de Jong, Ordening van dienst. Achtergronden van en ontwikkelingen in de eredienst van de Gereformeerde Kerken in Nederland (Kampen 1996). De meditatie van Noordmans over 1 Corinthe 13: 13a staat in Verzameld Werk VIII, 387.
K.H. Miskotte, Edda en Thora. Een vergelijking van Germaansche en Israëlitische religie (Nijkerk 1939); H.C. Touw, Het verzet der Hervormde Kerk (’s Gravenhage 1946); J. Ridderbos, Strijd op twee fronten. Schilder en gereformeerde elite in de jaren 1934-1947 (Kampen 1994); H.C. Endedijk, Als een adelaar zijn vleugels... Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk van Arnhem (Arnhem 1986); H.G. Leih, Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk van Kampen 1897-1994 (Kampen 1994); K. Koster e.a., De kogel door de kerk. 14 interviews met gewezen gereformeerden (Den Haag 1965). Het gedicht van A. Marja (ps. van A.Th. Mooij 1917-1964) is opgenomen in de bundel van H. Werkman (5.8).
H. Kraemer, De roeping der kerk ten aanzien van de wereld en het Nederlandsche volk (Den Haag 1945); Hoekendijk, a.w. (0.2); J. Bruin, Kerkvernieuwing. Een praktisch-ecclesiologisch onderzoek naar de betekenis van ‘Gemeenteopbouw’ voor de Nederlandse Hervormde Kerk (Zoetermeer 1992); A.J. van den Berg (1991), a.w. (5.2.); A. Noordegraaf, Vijf broden en twee vissen. Missionair gemeente-zijn in een (post)moderne samenleving (Zoetermeer 1998); Documenten, a.w. (5.9).; M. van de Linde, Werkelijk, ik kan alles. Werkers in kerkelijke arbeid in de Nederlandse Hervormde Kerk 1947-1966 (Zoetermeer 1995).
J. van Gelderen (red.), 100 + 10. De gereformeerde kerken in Nederland en
|324|
haar hogeschool te Kampen 1854-1994 (Kampen 1994); J. Plomp, Een kerk in beweging. De Gereformeerde Kerken in Nederland na de tweede wereldoorlog (Kampen 1987); R. Schippers, De gereformeerde zede (Kampen 1955); E.G. van Teylingen, Tussentijdse balans van het heroriëntatieproces in de gereformeerde kerken (Kampen 1964); G. Puchinger, Is de gereformeerde wereld veranderd? (Delft 1966); H.M. Kuitert, De mensvormigheid Gods. Een dogmatisch-hermeneutische studie over de anthropomorfismen van de Heilige Schrift (Kampen 1962); Van kerken tot kerk. Achttien gereformeerde en hervormde predikanten stellen de eis der hereniging! (Amsterdam 1961).
C.A. van Peursen, Cultuur in stroomversnelling. Strategie van de cultuur (Amsterdam 1976); F.O. van Gennep, De terugkeer van de verloren Vader (Baarn 1989); G. Dekker, J. de Hart en J. Peters, God in Nederland 1966-1996 (Baarn 1997); G. Dekker, De stille revolutie. De ontwikkeling van de Gereformeerde Kerken in Nederland tussen 1990 en 1990 (Kampen 1992). Verwezen wordt naar: G. Mak, Hoe God verdween uit Jorwerd (Amsterdam 1996). Zie verder: overzichtsliteratuur (0.0).
G. Dekker, Zodat de wereld verandert. Over de toekomst van de kerk (Kampen 2000); G. Dekker e.a. (1997), a.w. (6.0); P. Berger, Het hemels baldakijn (Bilthoven 1967); C.H. Lindijer, Postmodern bestaan. Menszijn en geloven in een na-moderne cultuur (Zoetermeer 1998); H. Thielicke, Lijden aan de kerk (Wageningen z.j.); Rössler (1986), a.w. (4.2); Karle (2001), a.w. (1.1); H. Faber, Leren voor dominee (Leiden 1964). Ik introduceerde het model van de driehoek in een lezing voor de Bond van Nederlandse Predikanten, vgl. Predikant en samenleving, jg. 74/3 (Zoetermeer 1997).
A. Mitscherlich, Auf dem Weg zur vaterlosen Gesellschaft (München 1963); Van Gennep (1989), a.w. (6.0); J. Firet (1968) a.w. (0.3); E. Lange, Sprachschule für die Freiheit. Bildung als Problem und Funktion der Kirche (München 1980); H-G. Ziebertz, Religie in een tijd zonder religie? (Utrecht 1996); Dekker en Stoffels (2001), a.w. (0.4); V. Drehsen, Wie religionsfähig ist die Volkskirche? Sozialisationstheoretische Erkundungen neuzeitlicher Christentumspraxis (Gütersloh 1994); A. van Harskamp, Het nieuwe religieuze verlangen (Kampen 2000). Ik citeerde uit: J. van Gelderen, De weg ligt vooruit. De Gereformeerde Kerk van Rotterdam Charlois 1887-1989 (Kampen 1987).
|325|
K.A. Schippers, Er zijn voor anderen (Kampen 1989); D. Bonhoeffer, Verzet en overgave. Nieuwe editie (Baarn 1972); E. Bethge, Bonhoeffer. Theoloog — christen — tijdgenoot (Baarn 1968); H.J.J. van Schijndel, Religie, geloof en disciplina arcani. Bonhoeffers disciplina arcani en de religie van het geloof (Kampen 1978); G. Heitink, Om raad verlegen, doch niet radeloos... Ervaringen van aporie bij de beoefening der praktische theologie (Kampen 1988), K. Barth (1959), a.w. IV/III (5.8); J. Moltmann, Theologie van de hoop (Utrecht 1964). Over de relatie God-wereld-kerk ook: J.T. Bakker en K.A. Schippers, Gemeente: vindplaats van heil? (Kampen, z.j.).
Kerk in perspectief. Rapport van de Commissie Gemeentestructuur van de Gereformeerde Kerken (Baarn 1969); Kerk in zuiver perspectief? (Baarn 1971); J. Firet, Zin en betekenis van het ambt (1977), in: Spreken als een leerling (Kampen 1987); W.D. Jonker, Als een riet in de wind. Gedachten naar aanleiding van de huidige discussie over het ambt (Kampen 1970).
H. Berkhof (red.), Wat is er aan de hand met het ambt? Studierapport van de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk (’s Gravenhage 1970); Berkhof (1973), a.w. (4.7); A.A. van Ruler en T. Dokter (red.), Het kerkelijk ambt (’s Gravenhage 1974); G.D.J. Dingemans, Een huis om in te wonen. Schetsen en bouwstenen voor een kerk en een kerkorde voor de toekomst (’s Gravenhage 1987); G.D.J. Dingemans, De stem van de Roepende. Pneumatheologie (Kampen 2000).
L. Werkman, Recht doen aan vrouwen in de kerken (Kampen 1993); L. Werkman, De geschiedenis van de vrouw in het ambt, in: D.Th. Kuiper e.a. (red.), Predikant in Nederland, 1800 tot heden (Kampen 1997); G. Heitink, De vrouwelijke pastor in het pastoraat, Praktische Theologie (Zwolle 1985/4); M. Bakema en L. Sluis-Sluis (red.), Een ander ambt. Vijfentwintig jaar vrouwen in het ambt in de Gereformeerde Kerken in Nederland (Kampen 1994); M. Gosker (2000), a.w. (1.5); B. Enzner-Probst, Pfarrerin. Als Frau in einem Männerberuf (Stuttgart 1995); J.C. Schreuder, De overwinningsgedachte bij Johann Christoph Blumhardt (Kampen 1957). Verder: M.C. Berends, Figuurnaadjes in de toga, in: Woord en Dienst (Zoetermeer 2001/12)
G.J. Heering, De zondeval van het christendom. Een studie over christendom,
|326|
staat en oorlog (Utrecht 19534); G.H. ter Schegget, Partijgangers der armen. Avantgarde van Gods revolutie (Baarn 1971); J. Verkuyl, Breek de muren af. Om gerechtigheid in de rassenverhoudingen (Baarn 1969); J. Verkuyl, N.A. Schuman en A. Schippers, Meegenomen voor de vrede. Nadere verantwoording van het gereformeerd vredesberaad (Kampen 1969); H.J. Diekerhof, Een vuile verrader. Krijgsmacht en kerk onderweg bekeken (Utrecht 1966); H.M. Kuitert, Alles is politiek maar politiek is niet alles. Een theologisch perspectief op geloof en politiek (Baarn 1985); J.A.H.J.S. Bruins Slot, ... en ik was gelukkig (Baarn 1972); M. van Alphen e.a. (red.), Kerk en vredesbeweging (Kampen 1982). Het interview met M. den Dulk stond in Trouw 11-8 2001.
G. Heitink, Ademhalen in een academisch klimaat. Over de beoefening van de theologie en het welzijn van haar beoefenaars (Kampen 1981); G. Heitink en H.J.M. Vossen (red.), De toekomst van het pastorale beroep, Praktische Theologie (Zwolle 1995/2); A. Lanser-van der Velde e.a. (red.), De praktische vorming van de pastor, Praktische Theologie (Zwolle 2001/2); J.A. van der Ven, Pastoraal perspectief. Vorming tot reflectief pastoraat (Kampen 2000).
H. Faber en E. van der Schoot, Het pastorale gesprek (Utrecht 1962); W. Zijlstra (1969), Klinische pastorale vorming. Een voorlopige analyse van het leer- en groepsproces van zeven cursussen (Nijmegen 1973); W. Zijlstra, Op zoek naar nieuwe horizon. Handboek voor Klinische Pastorale Vorming (Nijkerk 1989); G. Heitink e.a. (red.), Ontginningswerk. Bijdragen voor dr. Wybe Zijlstra (Kampen 1985); J. Firet en H.J.M. Vossen (red.), Klinische Pastorale Vorming. Balans en perspectief, Praktische Theologie (Zwolle 1991/2).
O. Schreuder, Het professioneel karakter van het geestelijk ambt (Nijmegen 1964); Van Peursen (1976), a.w. (6.0); H. Achterhuis, De markt van welzijn en geluk (Baarn 1980); H. Steinkamp, Die sanfte Macht der Hirten. Die Bedeutung Michel Foucaults für die Praktische Theologie (Mainz 1999); A.V. Campbell, Professionalism and Pastoral Care (Philadelphia 1985); H.C. Rümke, Persoonlijkheid en psychotherapie, in: J. van Belzen en A. Uleyn (red.), Rümke over geestelijke gezondheid en levensbeschouwing (Baarn 1986). Ik verwees naar: J. Lievense en J. van de Wetering-de Rooij, Je rijpt je rot. Ervaringen met trainingen in persoonlijke groei (Amsterdam 1975) Verder: Brouwer (1995), a.w. (4.5); Schilderman (1998), a.w. (4.5); Bos (1999), a.w. (3.0).
|327|
M. Josuttis, Der Pfarrer ist anders. Aspekte einer zeitgenössischen Pastoralthe-ologie (München 1982); M. Josuttis, Der Traum des Theologen, Aspekte einer zeitgenössischen Pastoraltheologie 2 (München 1988); H. Stroeken, Kleine psychologie van het gesprek (Amsterdam 1988). Ik verwees naar het onderzoek van de Open Universiteit: G. Alblas e.a., Burnout bij Nederlands-hervormde predikanten (Heerlen 2001) en noemde de roman van Maarten ’t Hart, De vlieger (Amsterdam 1998).
Gereformeerde Synode over homofilie: Instaan voor elkaar (Leusden 1982); S. Rozendal e.a., Wie ben ik, dat ik dit niet doen mag? Ervaringen van homotheologen in de Gereformeerde Kerken (Kampen 1987); F. Brommet (red.), Ervaringen in het beroepingswerk. Homoseksuele dominees in de Samen op Wegkerken (Amsterdam 2000); G. van Dam en M. Eitjes, ‘Een pastor moetje toch kunnen vertrouwen!’ Over seksueel misbruik door pastores (Zoetermeer 1994).
P.A. Elderenbosch, De oplegging der handen (’s Gravenhage 1953); Baptism, Eucharist & Ministry (Geneva 1982); Gosker, a.w. (1.5); Van der Borght, a.w. (1.0); Bevestiging van ambtsdragers. Proeven voor de eredienst, aflevering 2 (Leidschendam/Leusden, 1989).
L. Hoekendijk, Dwarslagen in de christenheid (Baarn 1969); J.M. Vlijm (red.), Geloofsmanieren. Studies over pluraliteit in de kerk (Kampen 1981); J.M. Vlijm (red.), Buitensporig geloven. Studies over randkerkelijkheid (Kampen 1983); J. Firet e.a., Pluraliteit in de kerk (Kampen 1977); G. Heitink, Profetie en pastoraat in een plurale kerk, in: J.A. van der Ven (red.), Toekomst voor de kerk? (Kampen 1985).
Muurling, a.w. (3.6.).
R. Kaptein, De predikant. Zijn plaats en zijn taak in een nieuwe wereld (Amsterdam 1966); R. Kaptein (red.), Over de predikant (Utrecht 1969); Firet (1968), a.w. (0.3); P.J. Roscam Abbing, Predikantswerk, in verband met
|328|
communicatie- en leertheorie (’s Gravenhage 1980); A.K. Ploeger en J. Ploeger-Grotegoed, De gemeente en haar verlangen. Van praktische theologie naar de geloofspraktijk van de gemeenteleden (Kampen 2001). H. Werkman (5.8) verzamelde gedichten over de predikant. En dan zijn er de romans en memoires, waar ik af en toe naar verwijs en niet te vergeten de anecdotes, zoals die van M.E. Voilà, De weleerwaarde heer (Kampen 1961).
Het gedicht van Seth Gaaikema Pastorie is opgenomen in de bundel van Werkman (5.8).
J.B. Fabery de Jonge e.a., Zielzorger in Nederland. Een onderzoek naar positie, taak en ambt van de pastor (Meppel 1968); R.G. Scholten, Tijdsbesteding van predikanten (’s Gravenhage 1976); T. Kruijne, De pastor en zijn identiteit in het geding (Groningen 1977); J.A. Keizer, Aan tijd gebonden. Over motivatie en arbeidsvreugde van predikanten (’s Gravenhage 1988); K.A. Schippers, De predikant. Identiteit, rol, taak (1983), in: Er zijn voor anderen (Kampen 1989). Over de package-deal: Karle (2000), a.w. (1.1).
R. Brouwer (1995), a.w. (4.5); R. Nauta, Het kairologisch misverstand. Pastoraat in een individualistische cultuur, in: De toekomst van het pastorale beroep, Praktische Theologie (Zwolle 1995/2); J.J. van Nijen, Voorganger van professie, in: De toekomst van het pastorale beroep, Praktische Theologie (Zwolle 1995/2); H.C. Stoffels, ‘Soms kom ik als een hartelijk mens over’. Een onderzoek naar inspirerend leiderschap onder pastores van de Samen op Wegkerken, in: Inspirerend leiderschap, Praktische Theologie (Zwolle 1999/4); W.F. van Stegeren, De betekenis van functieprofielen van predikanten voor een predikantsopleiding, in: Praktische Theologie (Zwolle 1998/5); P.C. Meijer, Levenslang dominee: bedankt voor de eer (Centraal Weekblad 2000/8); B. Oosting e.a., Predikant voor even of het leven? (Michsjol 2001/10).
Ontwerp-kerkorde, in: Ontwerp-ordinanties, behorende bij de ontwerp-kerk-orde van de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland (Zoetermeer 1997); W. Bleij, Zijn de lutheranen in het ontwerp kerkorde tot hun recht gekomen? In: Ouderlingenblad (Kampen 1993, nr. 813); L. Koffeman, Dienaar des Woords, in dienst van wie? In: Ouderlingenblad (Kampen 1999, nr. 888).
|329|
A. Romein (red.), Kerkenwerkers tot uw dienst! Ouderlingenblad (Kampen 2000, nr. 891); J. Hendriks, Gemeente als herberg. De kerk van 2000 — een concrete utopie (Kampen 1999); Beleidskader voorlopige algemene kerkenraad (Amsterdam 2000). Zie ook: G. Dekker (2000), a.w. (6.1).
P. Oskamp en N. Schuman (red.), De weg van de liturgie. Tradities, achtergronden, praktijk (Zoetermeer 1998); G. Heitink, Van verkondiging naar viering. Verschuivingen in de liturgie, in: Ouderlingenblad (Kampen 1992, nr. 807); Een Compendium van achtergrondsinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de Kerken, samengesteld door de Prof. Dr. G. van der Leeuw-stichting (Amsterdam 1977); Dienstboek, een proeve. Schrift, maaltijd, gebed (Zoetermeer 1998).
F.H. Kuiper, Op zoek naar beter bijbels onderwijs (Amsterdam 1977); Handleiding voor de catecheet (’s Gravenhage 1969 e.v.); B.J. Aalbers, Kinderen aan het avondmaal? (Kampen 1971); De deelneming aan het avondmaal. De plaats van jongeren in een luisterende en vierende gemeente. Rapport Generale Synode NHK (’s Gravenhage 1974); A.Lanser-Van der Velde, Geloven leren. Een theoretisch en empirisch onderzoek naar wederkerig geloofsleren (Kampen 2000). Het gedicht van T. van Deel (geb. 1945) staat in de bundel Strafwerk (Amsterdam 1969).
G. Heitink, Tussen zeggen en zwijgen. Grondwoorden in het pastorale gesprek (Kampen 1994); G. Heitink, Pastorale zorg (Kampen 1998); G. Heitink en J. Veenhof (red.), Heil, heling, gezondheid (’s Gravenhage 1990); H.C. van der Meulen (red.), Liefdevol oog en open oor. Handboek voor pastoraat in de christelijke gemeente (Zoetermeer 1999); A. van Rhijn en H. Meulink-Korf, De context en de ander. Nagy herlezen in het spoor van Levinas met het oog op het pastoraat (Zoetermeer 1997).
J. Hendriks, Een vitale en aantrekkelijke gemeente. Model en methode van gemeenteopbouw (Kampen 1990); J. Hendriks (1999), a.w. (7.5); G. Heitink e.a. (red.), Een gezamenlijke trektocht. Meedenken met Jan Hendriks over gemeenteopbouw (Kampen 1998); N.E. Haspels, Binding en verbond. Gewenste en veronderstelde betrokkenheid bij de kerkelijke gemeente (Kampen 1999); Noorde-graaf (1998), a.w. (5.11); Ploeger en Ploeger-Grotegoed (2001), a.w. (7.0).
|330|
J. Firet, De bediening van het geheimenis (1986), in: Spreken als een leerling. Praktisch-theologische opstellen (Kampen 1987); J.A.T. Robinson, Eerlijk voor God (Utrecht 1963); Aalders (1969), a.w. (2.9); H.C.I. Andriessen en G. Heitink, Het wordt kil in de kerk. Pastoraal-theologische en pastoraal-psychologische overwegingen (’s Gravenhage 1985); H. Andriessen, Oorspronkelijk bestaan. Geestelijke begeleiding in onze tijd (Baarn 1996).
J.J.A. Doolaard (red.), Handboek geestelijke verzorging in zorginstellingen (Kampen 1996); A. de Roy e.a., Beroep: geestelijk verzorger. Een verkennend onderzoek naar persoon, werk en werkplek van de geestelijk verzorgers in de gezondheidszorg (Utrecht 1997); R. Bakker, Wijsgerige antropologie in de twintigste eeuw (Assen 1981); G. Heitink, De mens als geest. Een interdisciplinair model van levensbeschouwelijke zorg, in: G. Groenewoud e.a. (red.), Tegenwoordigheid van geest. Opstellen over spiritualiteit en mensbeschouwing (Zoetermeer 2001).
A.K. Ploeger, Inleiding in de godsdienstpedagogiek (Kampen 1993); P. Boersma en L. van Ramselaar, Godsdienst in cijfers III-2000, in: Voorwerk (Amersfoort 2001).
K.A. Schippers e.a., Kerkelijke presentie in een oude stadswijk (Kampen 1990); G.J. van der Kolm, ‘Eigenlijk geloof ik niets’. Theologie in de praktijk van fabriek en volkswijk (Kampen 1991); S. Stoppels, Gastvrijheid. Het inloopcentrum als vorm van kerkelijke presentie (Kampen 1996); J. Beumer, Reikhalzend. Spiritualiteit uit het hart van de stad (Baarn 1999); H. Visser, Creativiteit, wegwijzing en dienstverlening: de rol van de kerk in de postindustriële samenleving (Zoetermeer 2000).
H. Vroom, Predikantsopleidingen en reductie. De discussie over de reductie van het aantal protestantse predikantsopleidingen in Nederland van 1989 tot 1999. Toelichting op de belangrijkste bronnen, in: Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1800 jg. XXIV, nr. 54 (Kampen 2001); A. Lanser-van der Velde e.a. (red.), a.w. (6.8).
Zie vorige paragrafen.
|331|
C. Verhoeven, Overbodig (serie: Dierbare woorden, Dagblad Trouw 2000); G. Heitink, De dominee gaat voorbij, in: Gereformeerd Theologisch Tijdschrift (Kampen 1996/1); M.J. Dawn en E.H. Peterson, The Unnecessary Pastor, Rediscovering the Call (Grand Rapids 2000); Karle (2001), a.w. (1.1).
Vergelijk: Bronnen en standaardwerken (0.0); gekozen benadering (0.2).
Van Rooden (1996), a.w. (0.0); Van Heek (1942), a.w. (4.6); Muurling (1851), a.w. (3.6).
Nauta 1995, a.w. (7.3), Hoekendijk 1964, a.w. (0.2); O.H. Mowrer, The Crisis in Psychiatry and Religion (Princeton 1961). Homo-theologen: Brommet (2000), a.w. (6.12). Beroepingswerk: Ik citeer enkele vragen uit een vragenlijst van de Sow-gemeente Enschede-Zuid.
K.A. Schippers, Gemeente-zijn in het realisme van de Geest. Enkele aandachtspunten vanuit pneumatologisch perspectief, in: Er zijn voor anderen (Kampen 1989).
J. Firet (1977), a.w. (6.4); H. Berkhof (1973), a.w. (4.7); H. Ridderbos (1966), a.w. (1.10); Hendriks (1999), a.w. (7.5); M. Noorloos, Leven uit de bron. Via geloofsontwikkeling naar gemeenteopbouw (Kampen 1999).
G. Heitink, Het publieke karakter van de kerk, in: Skrif en Kerk (Pretoria 2000/2); Dekker e.a. (1997), a.w. (6.0); M.E. Marty, The Public Church. Mainline — Evangelical — Catholic (New York 1981); R.N. Bellah e.a., Habits of the Heart. Individualism and Commitment in American Life (Berkeley 1985); D.B. Forrester, Truthful Action. Explorations in Practical Theology (Edinburgh 2000).
G. Heitink, Op weg naar een open kerk, in: Ouderlingenblad (Kampen
|332|
1998, nr. 873). De Sow-gemeente van Bant heeft het ‘model open kerk’ (MOK) tot haar logo verheven: M.de Graaff, Model Open Kerk: een uitdaging, in: Ouderlingenblad (Kampen 2000, nr. 893), vgl. ook: J. Hendriks, Interview met dominee Mathilde de Graaff, pastor in Bant, in: Praktische Theologie (Zwolle 2000/2). Zie verder: Hendriks (1999), a.w. (7.4); K.A. Schippers, De gemeente als leergemeenschap (Kampen 1977); A. Houtepen, Sporen van God: de menselijke emoties, in: God een open vraag (Zoetermeer 1997); G. Dekker (2000), a.w. (6.1); J. Tennekes, De Bierkaai en de Bron. Antropologische kanttekeningen bij hedendaags christendom (Kampen 2000); A. van Harskamp (2000), a.w. (6.2); Stoppels (1996), a.w. (7.13); Bonhoeffer (1972), a.w. (6.3.). Verder: N. Boonstra, Pastoraat en e-mail, in: Ouderlingenblad (Kampen 2001, nr. 903). Over Luther in dit verband: Firet (1968), a.w. (0.3).
Van der Ven (2000), a.w. (6.7); J. Firet, Communicatief handelen in de dienst van het evangelie, in: J. Firet (1987), a.w. (6.4). Over het genoemde onderzoekje: G. Heitink, De gemeentepredikant als pastor, in: Ouderlingenblad (Kampen 1987, nr. 747).
Men leze nog eens het rapport: Kerk in perspectief uit 1969 (6.4.); Dekker (2000), a.w. (6.1.).
Sluit aan bij de onder 8.7. genoemde literatuur. Karle (2001), a.w. (1.1).
E.H. van Olst, De mens als spirituele persoon (Amsterdam 2001); Lange (1976), a.w. (0.2); J. Firet, Ziekenhuispastoraat en de kommunikatie van het evangelie in een gesekulariseerde wereld, in: Praktische Theologie (Zwolle 1989/1); K. Waaijman, Spiritualiteit. Vormen, grondslagen, methoden (Kampen 2000). Het gedicht Blumhardt van J.W. Schulte Nordholt (1920-1995), is opgenomen in de bundel van H. Werkman (5.8). De genoemde roman is: Graham Greene, Het geschonden geweten (Amsterdam 1948).
Sluit aan bij de onder 8.7. genoemde literatuur.
|333|
Ik verwijs naar het woord vooraf.
J.W. Becker en R. Vink, Secularisatie in Nederland, 1966-1991 (Rijswijk 1994).
Zie literatuur 8.7.
Fortmann (19742), a.w. (5.7). Ik verwees naar: S. Vestdijk, De toekomst der religie (Arnhem 19522). Het gedicht van Ewoud Gosker (geb. 1945) is te vinden in de door H. Werkman samengestelde bundel (5.8).
A. Lanser-Van der Velde e.a. (2001), a.w. (6.7).
Beumer (1999), a.w. (7.13). Het gedicht van Gerrit Achterberg (1905-1962) is opgenomen in de door H. Werkman samengestelde bundel (5.8).