Aan het einde van een tweejarige rectoraatsperiode gekomen past het ons ootmoedige dank te brengen aan de God aller genade, die onze School in deze tijd in velerlei opzicht Zijn gunst heeft betoond. Niemand, noch van de Curatoren, noch van de Hoogleraren en Lectoren, noch van de Studenten, werd door de dood weggenomen. Niemand van hen ook werd met ernstige ziekte bezocht. Hiervoor zij de Here geloofd! Wel werd in het cursusjaar 1952/1953 Mevrouw H. ten Hove-Luttikhuizen, de trouwe verzorgster van het Schoolgebouw, als aan de rand van het graf gebracht, doch door Gods goedheid werd ook zij gespaard voor echtgenoot en familie en weer bekrachtigd om met haar man School en Kerk en daarin God te dienen.
|27|
Ving de cursus 1952/1953 aan met 22 studenten, in de loop van deze cursus werden 9 studenten tot candidaat en verlieten 2 studenten om andere redenen de School. Met de 2 nieuw ingeschrevenen was het aantal studenten, waarmede de cursus 1953/1954 begon, slechts 13. Hiervan hebben thans 4 hun candidaatsexamen afgelegd en werden beroepbaar in onze Kerken. De Here stelle hen tot rijke zegen! Eén student vertrok om andere redenen. Het getal slonk daardoor tot 8, doch er konden gelukkig 4 nieuwe studenten worden ingeschreven, zodat de nieuwe cursus begint met 12 studenten, een getal zo klein, dat het gebed der Kerken wel vermendigvuldigd mag worden, dat de Here des oogstes toch arbeiders in Zijn oogst uitstote, 95).
Twee belangrijke feiten verdienen voorts nog in herinnering gebracht te worden.
Allereerst de mutaties in het corpus docentium. Op 16 December 1953 gaven de hoogleraren van der Meiden en van der Schuit hun afscheidscolleges in de Chr. Geref. Kerk aan de Canadalaan, na door de generale synode van dat jaar op de meest eervolle wijze geëmeriteerd te zijn. De belangstelling uit de Kerken en van velen buiten de Kerken was zeer groot. Hun heengaan uit de actieve dienst sluit een periode uit de geschiedenis der School af. Met grote dankbaarheid mogen we terugzien op de vele jaren, die zij aan de opleiding van Dienaren des Woords hebben gearbeid met inzet van al hun krachten en met een overgegevenheid der liefde aan het beginsel der Scheiding, die bewondering afdwingt. De God huns levens spare hen met hun echtgenoten nog vele jaren en doe hun het goede van Jeruzalem aanschouwen! Op 12 Januari van dit jaar werden de nieuwbenoemde hoogleraren, van Genderen, Kremer en Oosterhoff, geïnstalleerd, waarna zij op 13 Januari inaugureerden, wederom onder overweldigende belangstelling. Zowel bij gelegenheid van het afscheidnemen van de geëmeriteerde als bij het optreden van de nieuwe hoogleraren is duidelijk gebleken, dat de School een grote plaats inneemt in het leven der Kerken. Voor deze levende verbondenheid van Kerk en Theologie past ons ootmoedige dank.
Het tweede belangrijke feit is de herdenking van het zestigjarig bestaan van de School bij gelegenheid van de Theologische Schooldag op 10 Juni 1954, waarop ongeveer 5000 bezoekers aanwezig waren. Ongetwijfeld heeft ook deze Schooldag de belangstelling voor en de liefde tot de eigen inrichting tot opleiding van Dienaren des Woords versterkt. Thans meer van dit jubileum, dat nog zo vers in ons geheugen ligt, te zeggen, acht ik overbodig, 96).
Tenslotte heb ik nog de aangename taak te vervullen, om, krachtens besluit van het Curatorium, het rectoraat over te dragen aan U, hooggeachte vriend en broeder Kremer. De rectorale staf zal voor de eerste maal in Uw handen rusten. Wij weten, dat deze handen geleid worden door wijze bedachtzaamheid. De Here sterke
|28|
en zegene U, en geve, dat onder Uw leiding in het nieuwe cursusjaar de School, die wij allen liefhebben, moge bloeien tot heil der Kerken en tot eer van Gods grote Naam, die te prijzen is tot in der eeuwigheid!
Ik heb gezegd.