Wanneer iemand zich van zulke zonden, die vanwege hun aard
openbaar zijn of door verachting van de kerkelijke vermaning
openbaar zijn geworden, oprecht bekeert, zal de kerkenraad de
schuldbelijdenis aanvaarden indien daarbij voldoende tekenen van
berouw gezien worden.
Vervolgens zal de kerkenraad beoordelen of de verzoening in het
openbaar zal plaatsvinden of op een andere wijze, zoals het meest
tot stichting van iedere kerk dienstig geacht wordt.
Hierbij staat de mogelijkheid open dat de kerkenraad advies
vraagt aan de classis of aan de kerkvisitatoren.