|303|
Het
Kerkelijk Visitatie-reglement,
opgestelt in de C. Synodus van Delft Aº. 1721. gerevi-
deert, gelimiteert door de C. Synode van Leiden en
Gouda Aº. 1722 en 1723. en eindelijk gearresteert
in de C. Synodus van Rotterdam in den
Jare 1724. Art. 20. en van Breda
Aº. 1730. Art. 4. 1)
Art. I.
Zeer nuttig en noodzakelijk werd geoordeeld, dat het visiteren der Kerken jaarlyks in ieder Kerke van ieder plaatze, geen uitgezondert coram pleno Synedrio werde gedaan, en zulks wel voor het Classis Ante-Synodaal, opdat in het zelve van den staat en toestand der Kerken rapport zoude konnen gedaan worden, en daar van bericht aan de C. Synodus gegeeven.
Art. II.
Het reglement is, en kan dit zyn
Vragen te doen aan den vollen kerkenraad.
1. Of op des Heeren dag voor en namiddag word gepredikt, vooral des namiddags over den Catechismus, en die ordentelijk agter den anderen vervolgt, en daar na ’s avonds ook over den zelven gecatechizeert?
1) Afdruk uit het classicaal handboekje van ’s-Gravenhage, uitgave van het jaar 1771.
|304|
2. Of de Predicatien geschieden na ’t voorschrift van Gods H. Woord, begrepen in ’t O. en N.T. zonder de Apocryphe Boeken?
3. Of het H. Avondmaal viermaal des Jaars op behoorlyke tyd gehouden werd, na voorgaande Huisbezoekinge en Proefpredikatie?
4. Of de jonge jeugd in de Schoolen, wel werd onderwezen, ende in goede tucht gehouden?
5. Of de Ouderlingen en Diaconen op hunnen gezetten tijd alle jaaren verandert werden?
6. Of de Kerkenraad ter gezetter tijd en bij voorvallende gelegendheid ten minsten telkens voor de bedieninge des Avondmaals, ’t zij op den dag des Heeren of in de weeke gehouden word met aanroepinge van des Heeren H. Naame?
7. Of alle het noodige verhandelde in den Kerkenraad ordentelyk geboekt, en het geschreeven daar van zorgvuldig bewaard word?
8. Of in Kerkenraads boeken zijn geinsereerd of voor dezelve
geschreeven en jaarlyks voor de Visitatie der Kerken voorgeleezen
worden? namentlyk de middelen tot goede ordre der Kerken zoo door
het Synodus Nationaal, als particulier van Zuidholland
vastgestelt
a. Die strekken tot weering der dwaalingen en
godloosheden.
b. De middelen tegen het Pausdom en deszelfs aanwas
gearresteert Aº. 1651 en 1652.
c. De middelen tegen groote en roepende zonden, als
✝ Tegen de ontheiliging van des Heeren naam en des Heeren dag,
gearresteerd Aº 1657, §2. Aº. 1660, § 48. Aº. 1663 § 38. Aº.
1664, § 24. En door een Resolutie van Staat van den 31 January
1699. tegen de roepende zonden geordonneert.
✝✝ En tegen Comedien en
Dansseryen gearresteert 1675 § 7. 1675 § 18. 1676 § 7.
d. Tot rust en vrede der
Kerken.
* De Post-Acta Synodi Nationalis
vernieuwt en geconfirmeert Aº
1658 en 1659.
|305|
** De Vredens-Artikelen, bij Resolutie van Staat geordonneert den 18 December 1694.
9. Of wel alle Kerkekelyke zaken Kerkelyk werden behandelt volgens de ordre van de Synodus Aº 1713 -1721?
10. Of voor alle Nachtmaal tydt Censura Morum omtrent de Leden der Kerkenraads werd gehouden?
11. Of de Kerkelyke Tucht en Discipline naar ’t voorschrift van Gods H. Woord, door den Kerkenraad in goede ordre word betracht tot weering van alle ergernis?
12. Of de Visie van de aanteekeninge der Gedoopten, Ledematen en Getrouwden; (daar het laatste mogelyk is) aan de Visitatores kan gegeeven worden?
13. Of de Formulieren van eenigheid wel en betamelyk werden onderhouden en onderteekent?
14. Of ’er ook eenige Paapsche Schouten en Regenten zyn, als mede
Paapsche Jesuiten- of Klopschoolen, of ook geordende Papen,
Monnikken en Jesuiten.
De Visitatores moeten derzelver getal en namen
opteekenen, daar dezelve gevonden worden.
15. Of ’er geen Kinderen buiten ’s Lands in Paapsche Schoolen besteld werden? volgens Resolutie van de C. Synodus 1707 en 1708.
16. Of de Diaconie Armen haar Contingent uit de boeten der fraudatien wel krygen, volgens Resolutie van de C. Synodus 1760.
17. Of de rekening der Diaconie ook alle jaaren geschiet?
18. Of ’er geen ongeoorloofde conventiculen gehouden worden? volgens Resolutie van de C. Synodus 1677. § 4.
19. Of niet ergens eenige onmin of onlust ontstaan zy; en daar omtrent voorzigtiglyk en met bescheid te handelen.
Te vragen aan den Kerkenraad, de Predikant of Predikanten buiten staande.
1. Of de Predikant of Predikanten alle de deelen van hunnen dienst getrouwelijk ende neerstiglyk
|306|
bekleeden, ende onder het volk met Leeren en Leven goede stichtinge doen?
2. Of de manier van leeren die hy waarneemt stigtelyk, eerlyk en profytelyk is, afgezondert van alle nieuwe, onschriftmatige en vreemde termen, insgelyks ook van alle menschelijke fabelen, Citatien van nieuwe Scribenten, en veelvoudig invoeren van Heidensche Schriften. 3. Aº 1621. § 2.
3. Of hy zynen dienst by de zyne vlytig waarneemt. De gezonde Leere beide in het openbaar en in ’t particulier beweegt en voortplant, en den wedersprekeren den mond stopt; neerstig zynde in ’t geduurig leezen en onderzoeken der H. Schrifture en gezonde Autheuren om ’t zelve in de vreeze des Heeren voorspoedelyk uit te voeren. Aº 1621. § 3.
4. Of hij den Catechismus leezt en de H. Sacramenten na de instelling des Heeren en gebruik der Gereformeerde Kerken, zonder eenige nieuwe Ceremonien daar onder te vermengen, bedient, en zulks alles ter behoorlyke tyd en plaatse?
5. Dewyl de C. Synodus verstaat, dat in het voorleezen der Formulieren, vooral van den Doop en Nachtmaal geen veranderinge van woorden of spreekwyzen mag nog moet geschieden, volgens de voorgaande Synodale Resolutien, Aº 1581. § 30. 1591. § 5. 1599. § 30. 1689 § 25. 1692. § 26. Ordonnerende de vastgestelde Formulieren, vooral deze, niet te veranderen: of ook de Predikant of Predikanten zig daar aan schuldig maken?
6. Of de Doop werd bediend in de Kerken, zoo dikwils voorwerpen, ’t zy bejaarde of jonge Kinderen zig daar toe aanbieden; en dat na de gewoonte en Formulieren, in onze Kerken gepractizeerd en gestatueert; vooral ook de Kinderen ten overstaan van Vader en Getuigen?
7. Of ook in het voorleezen van het Formulier des Doops, vooral in het Gebed, en de 3 vragen aan de Ouders eenige veranderinge, ’t zy door uitlatinge of inlassinge van woorden en spreekwyzen werd gemaakt?
|307|
’t geen de C. Synodus verstaat niet te mogen geschieden, maar stiptelyk na de Nationale C. Synodus van Aº 1618 en 1619. na de letter moet opgevolgt worden.
8. Aº 1621. § 5. Of hy de aankomelingen tot het Avondmaal in den grond des geloofs onderzoekt? de Ledematen voor de bedieninge des Avondmaals bezoekt? de namen der Communicanten, Gedoopte en Getrouwde luiden aantekent? de kranken bezoekt? op den armen agt neemt? de Schoolen behertigt? de Kerkelyke bijeenkomsten waarneemt? de C. Discipline met zynen Kerkenraad in goede ordre beragt?
9. Aº. 1621. § 6. Of hy zyne gaaven niet alleen met vlytigheid in ’t studeeren, maar ook met Godzaligheid oeffent? Op zyne huishoudinge goede agt neemt, zyne kinderen en huisgezin in de Godzaligheid optrekt, zig van ’t frequenteeren der herbergen en ’t onnoodig absenteeren van zyne Kerke mydt? hem niet bemoeit met Politicque zaken, voornamelyk niet met de verzoeninge over de doodslagen. Item of hy eenigen vremden handel of traffike, schadelyk zynen dienst onder zyn ampt vermengt? Hem in den handel en wandel anders draagt dan een vroom en getrouw Dienaar des Heeren schuldig is te dragen?
Te vragen aan den Predikant of Predikanten en Diaconen, de Ouderlingen buiten staande.
1. Aº 1621. § 7. Dewyl de Ouderlingen en Diaconen den Dienaren
des Woords gesteld zyn tot hulpe, zoo zal men ook
onderzoeken.
a. Hoe dat hunne Verkiezinge geschied zy?
b. Hoe zy in hunne bedieninge en professie dragen? De
Ouderlingen of zy nevens de Dienaren zorge dragen over de Kudde
des Heeren? goede ordre waarnemen; arbeiden om alle ergernissen
van de Kerk des Heeren, zoo veel doenlyk is, weg te nemen? de
zwakke sterken, de gevallene tot bekeeringen vermanen,
|308|
de ongeregelde bestraffen en daar toe trachten om alle twist en oneenigheid onder de Ledematen ter neder te leggen? de Kerkelyke bijeenkomsten waarnemen? en in hunnen Kerkenraad notitie van hunne Kerkelyke zaken houden?
Vermeerdering.
Of de Ouderlingen in publieke Catechezatien en Predikatien tegenwoordig zyn, en mede assisteren? vooral op den Dag des Heeren?
Te vragen aan den Predikant of Predikanten ende de Ouderlingen, de Diakonen buiten staande.
1. Of zy den Armen van hare Gemeente met een bewogen gemoet bezorgen? en behoorlyk rekeninge doen van de administratie der penningen, by hun ontfangen en uitgegeven?
2. Of de Diaconen de Diaconie middelen wel en behoorlyk administreeren met kennisse en toestemming van Predikant of Kerkenraad onder wien zy staan en aan welke zy moeten rekeninge doen? Syn. Rott. 1641. § 47.
3. Of hunnen jaarlyksche rekening doen naar de gewoonte der plaatzen? vooral in tegenwoordigheid der Predikanten en Kerkenraad, en het slot der rekeninge jaarlyks gezuivert ofte voldaan word, als geschieden moet?
4. Of de penningen in de Kerk gecollecteert, in de tegenwoordigheid van Predikant en Kerkenraad werden getelt? en aantekeninge daar van gehouden?
Te vragen aangaande de Voorzangers en Schoolmeesters.
1. Of zy ordentelyk en stichtelyke Ledematen zyn?
2. Of zy wettelyk en naar de oude ordre zyn aangestelt?
3. Of dezelve de Formulieren van eenigheid ondertekent hebben? en daar Latynsche scholen zyn, of
|309|
zulks ook is geschied door Rectoren en Preceptoren, na de ordre van Post-acta Synodi Nationalis sess. 164.
4. Of in ’t Schoolhouden zig neerstelytk bevlytigen? en de gronden van de ware Christelyke Gereformeerde Religie uit den Heidelbergschen Catechismus onderwyzen en inscherpen, volgens het besluit van de Nat. Syn. Sess. 17 Novemb. 130.
5. Of de School-kinderen alleen rechtzinnige en stichtelyke Boeken laten lezen en hun daar uit leeren? en ook dezelve in goede manieren en Godzaligheid onderwyzen, en zy zig aan dezelve daarin ieverige voorgangers en voorbeelden betoonen?
6. Of het geheele jaar tot onderwys der jeugt School houden, daar het mogelyk is?
7. Of in de ordres des Kerkenraads naar hun plicht, dezelvem ten dienste te zyn?
Art. III.
Zyn de Gecommiteerden ad Causam eenpaarig van gevoelen, dat de C. Synodus moeste ordonneren en gelasten.
A. Alle Kerkenraden in alle Steden, Dorpen en Plaatzen, en wel in ’t byzonder Predikanten, Ouderlingen en Diaconen en Schoolmeesters, dat zy alle zaken, waar na in de voorgemelde vragen onderzoek gedaan werd, stiptelyk practizeeren en onderhouden, als zynde ten hoogste noodig, tot stichting en opbouw van Gods Kerke en bevestiging der Gereformeerde leere.
B. Alle Classen en Visitatores der Kerken uit dezelve daar toe afgevaardigt, dat zy met alle nauwkeurigheid in de Visitatie der Kerken zullen by de Kerkenraden onderzoeken, of bovengemelde zaken exactelyk werden waargenomen, en dat de Visitatoren in ’t Classis Ante-Synodaal daar van jaarlyks getrouw rapport moeten doen; en die wederom aan het C. Synodus.