De Ouderlingen en Diakenen zullen naar plaatselijke regeling twee of meer jaren dienen, en alle jaar zal een evenredig deel aftreden. De aftredenden zullen door anderen vervangen worden, ten ware dat de gelegenheid en het profijt van eenige Kerk, bij de uitvoering van Artt. 22 en 24, eene herkiezing raadzaam maakten.