De voornaamste opstellen van Paul Scholten zijn opgenomen in de uitgave van zijn “Verzamelde Geschriften”. Deze zijn oorspronkelijk uitgegeven in 1949 bij Tjeenk Willink, Zwolle, in vier banden. In 1980 verscheen hiervan een herdruk in twee banden, waarbij de eerste indeling in vier delen werd gehandhaafd. Ook de paginering bleef onveranderd. Met betrekking tot de door mij gebruikte geschriften van Scholten, die in deze editie zijn opgenomen, wordt steeds naar deze uitgave verwezen. (III, 94-113 betekent dus: Verzamelde Geschriften, deel III, bladzijden 94-113, hetgeen in de tweede band van de herdruk te vinden is.)
Achter in de bovengenoemde editie is een lijst van de niet in de verzamelde geschriften opgenomen publikaties van Paul Scholten opgenomen. Samen met de vier inhoudsopgaven van de verschillende delen vormt zij een komplete bibliografie van het werk van Scholten. Helaas bleek deze lijst hier en daar niet altijd even nauwkeurig te zijn. Waar nodig zijn in mijn litteratuuropgave de juiste gegevens opgenomen.
1906
Opmerkingen over intertemporaal privaatrecht,
III, 94-113.
1907
De waarde van het romeinse recht,
III, 170-189.
1908
Het nieuwe Zwitserse wetboek,
III, 114-169.
1910
De rechtsvorming door het notariaat,
III, 48-52.
1911
Notariaat en rechtswetenschap,
III, 53-68.
1914a
“Voorlopige wetsuitlegging” I,
III, 74-75.
1914b
“Voorlopige wetsuitlegging” II,
III, 76-77.
1915
Recht en levensbeschouwing,
I, 120-161.
1916a
Krabbe’s staatsidee,
II, 1-8.
|284|
1916b
Merkwaardig en verblijdend,
II, 63.
1916c
De eedskwestie,
De schakel 1 (1916), 10-15.
1916d
Het eedsontwerp in de Tweede Kamer,
De schakel 1 (1916), 42-46.
1916e
De eedswet in de praktijk,
De schakel 1 (1916), 186.
1917a
Recht en liefde,
I, 162-187.
1917b
Gedachten over macht en recht,
I, 188-215.
1917c
De grondwetsherziening,
II, 9-21.
1917d
De gewetensvrijheid tegenover de militaire
dienstplicht,
II, 22-30.
1917e
Democratie,
De schakel 2 (1917), 29-36.
1917f
Het onbaatzuchtige in recht en staat,
De schakel 2 (1917), 77-79.
1917g
Literatuurbespreking,
De schakel 2 (1917), 174.
1918a
Gerechtigheid en recht,
I, 216-224.
1918b
Het ministerie Cort van der Linden en de volkswil,
II, 36-62.
1918c
De economische bond,
De schakel 3 (1918), 87-91.
1919a
Een nieuw leerboek,
III, 78-89.
1919b
De tegenwoordige critiek op de maatschappij en ons
christelijk geweten,
Eltheto 74 (1919-20), 33-44.
1920a
Terugblik en vooruitzicht,
II, 64-75.
1920b
Spraakverwarring,
III, 90-93.
1920c
Herdenking,
Weekblad voor privaatrecht, notariaat en registratie 51
(1920), 4-7.
|285|
1920d
S. v. Lunteren, De opleiding tot jurist,
Weekblad voor privaatrecht, notariaat en registratie 51
(1920), 280-281.
1921
Inzinking,
Onze eeuw 21 (1921), Bd. IV, 34-44.
1922
Naar aanleiding van Gustav Landauer’s Die Revolution en
Aufruf zum Sozialismus,
Eltheto 77 (1922-23), 85-92.
1923
Over rechtspersonen IV. Rechtspersoon en subjectief
recht,
III, 361-380.
1924a
Recht en billijkheid,
I, 225-281.
1924b
Rede uitgesproken bij de opening der Rechtshogeschool te
Batavia op 28 april 1924,
II, 318-327.
1925 Onze koloniale verantwoordelijkheid,
II, 166-168.
1927a
Recht en moraal,
I, 282-295.
1927b
Een pleidooi voor ontwapening,
II, 178-183.
1928
Het gevaar in Indië,
II, 169-172.
1930
Convenances vainquent loi,
III, 196-212.
1931 Algemeen deel van Asser’s Handleiding tot de
beoefening van het nederlands burgerlijk recht,
Zwolle, Tjeenk Willink, 3e druk, 1974, 198.
In deze derde druk is de paginering vergeleken met de
eerste druk uit 1931 en de tweede druk uit 1934
veranderd.
1932 Recht en gerechtigheid,
I, 296-317.
1933a
L’interprétation de la loi et la justice,
I, 318-329.
1933b
De roep om gezag,
II, 97-99.
1934a
Beginselen van samenleving,
I, 331-379.
1934b
Volkseenheid en haar grondslag,
II, 103-106.
|286|
1934c
L’autorité de l’État,
II, 149-161.
1935a
Over de rechtsstaat,
I, 382-394.
1935b
Rechtsbeginselen,
I, 396-412.
1936a
Het koningschap en de les van Engeland,
II, 83-86.
1936b
Het woord Gods in deze tijd,
II, 223-240.
1937a
Er staat geschreven, er is geschied,
II, 107-148.
1937b
Wat kan de mens van God kennen?,
II, 241-255.
1938a
Over ons koningschap,
II, 87-96.
1938b
Het reorganisatie-ontwerp verdedigd,
II, 256-269.
1938c
De codificatie-gedachte voor honderd jaar en thans,
III, 1-29.
1938d
Ons burgerlijk wetboek honderd jaar,
III, 30-47.
1939a
Evangelie en recht,
I, 413-431.
1939b
Ter opening,
Woord en wereld 1 (1939), 1-4.
1940
Christelijke vrijheid en nederlanderschap,
II, 208-218.
1941
Het geloof in het nederlandse volksleven,
II, 302-317.
1942a
De struktuur der rechtswetenschap,
I, 432-470.
1942b
Over spel en ernst in het recht.
I, 471-492.
1944
Kenmerken van recht,
I, 1-119.
1945a
Uit hoofdstuk II,
Weekblad voor privaatrecht, notariaat en registratie 106
(1975), 485-489.
|287|
1945b
Afscheidsrede,
I, 493-505.
1945c
Volk en nationalisme,
II, 219-222.
1946
Souvereiniteit,
I, 506-521.
|288|
Abas P., 1972
De beperkende werking van de goede trouw,
Deventer, Kluwer, 1972, 380.
anoniem, 1931
Mr. Paul Scholten, Mr. C. Asser’s handleiding tot de
beoefening van het nederlands burgerlijk recht,
Nederlands Juristen Blad 6 (1931), 637-638.
anoniem, 1932
Mr. Paul Scholten, Recht en gerechtigheid,
Nederlands Juristen Blad 7 (1932), 53-54.
Apel K.O., 1963
Hans-Georg Gadamer, Wahrheit und Methode,
Hegel Studiën, Bd. 2 (1963), 314-322.
Apel K.O., 1968a
Heideggers philosophische Radikalisierung der
“Hermeneutik” und die Frage nach dem “Sinnkriterium” der
Sprache (1968),
in: Transformation der Philosophie, Bd. 1, Frankfurt,
Suhrkamp, 1976, 276-334.
Apel K.O., 1968b
Szientistik, Hermeneutik, Ideologiekritik. Entwurf einer
Wissenschaftslehre in erkenntnisanthropologischer Sicht
(1968),
in: Hermeneutik und Ideologiekritik, Frankfurt, Suhrkamp,
1971, 7-44.
en in: Transformation der Philosophie, Bd. 2, Frankfurt,
Suhrkamp, 1976, 96-127.
Baeyer A., von, 1968
Bemerkungen zum Verhältnis vom juristischer und
philosophischer Hermeneutik,
Archiv für Rechts- und Sozialphilosophie 54 (1968),
27-42.
Banki O., 1975
Gebondenheid van de jurist aan de logica,
in: Praesidium libertatis. Opstellen ter gelegenheid van
het 400 jarig bestaan van de Rijksuniversiteit Leiden,
Deventer, Kluwer, 1975, 1-11.
Battifol H., 1972
Question de l’interprétation juridique,
Archives de Philosophie de Droit 17 (1972), 9-28.
Berger H., 1981
Woord en werkelijkheid. Metafysiek in gesprek met
Karl-Otto Apel,
Nijmegen, Gottmer, 1981, 142.
Bergh G. van den, 1970
Rechtstaal en rechtsvinding,
in: Plus est en vous. Opstellen over recht en cultuur,
Haarlem, Tjeenk Willink, 1970, 87-108.
|289|
Betti E., 1952-53
Jurisprudenz und Rechtsgeschichte vor dem Problem der
Auslegung,
Archiv für Rechts- und Sozialphilosophie 40 (1952-53),
354-374.
Bos J.T., 1978
Rechtstheorie volgens van Gerven,
Recht en Kritiek 4 (1978), 402-432.
Brakel G. van, 1918
Recht, wet en rechter,
Themis 79 (1918), 1-31.
Brakel G. van, 1924
Beschouwingen over recht door Mr. Paul Scholten,
Themis 85 (1924), 359-364.
Brandhof P. van den, 1971
De rechter als gemeenplaats,
Nederlands Juristen Blad 46 (1971), 1288-1298.
Brandhof P. van den, 1972
Rechtsvinding en kritisch methodenbewustzijn,
Rechtsfilosofie en Rechtstheorie 1 (1972), 33-54.
Bregstein M., 1945
In memoriam Prof. Mr. P. Scholten (1945),
in: Verzameld werk, Bd. I, Zwolle, Tjeenk Willink, 1960,
52-60.
Bregstein M., 1952
De betrekkelijke waarde van de wet (1952),
in: Verzameld werk, Bd. I, Zwolle, Tjeenk Willink, 1960,
1-34.
Cardozo B., 1921
The nature of the judicial process (1921),
London, Yale University Press, 1975, 180.
Coing H., 1959
Die juristische Auslegungsmethoden und die Lehren der
allgemeinen Hermeneutik,
Köln, Westdeutscher Verlag, 1959, 1-25.
Coing H., 1972
Juristische Methodenlehre,
Berlin, de Gruyter, 1972, 73.
Crombag H., Wijkerslooth J. de, Cohen M., 1973
Over het legitimeren van rechterlijke beslissingen,
in: Het rechterlijk oordeel, Zwolle, Tjeenk Willink,
1973, 1-26.
Crombag H., Wijkerslooth J. de, Cohen M., 1977
Een theorie over rechterlijke beslissingen,
Groningen, Tjeenk Willink, 1977, 155.
Debat, 1927
Debat over moraal en recht,
Handelingen van de Vereniging voor Wijsbegeerte des
Rechts, XIII — tweede gedeelte (1927), 45.
Degenkamp J., 1975
Anders dan Scholten,
Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 106
(1975), 511-519
|290|
Döhring E., 1977
Die gesellschaftliche Grundlagen der juristischen
Entscheidung,
Berlin, Duncker & Humblot, 1977, 227.
Drion H., 1977
Het “regressieve redeneren” van de rechter,
Rechtsgeleerd Magazyn Themis 1977, 551-555,
en in: Geschriften van H. Drion, Deventer, Kluwer, 1982,
406-411.
Drion H., 1978
Naschrift,
Rechtsgeleerd Magazyn Themis 1978, 420-424,
en in: Geschriften van H. Drion, Deventer, Kluwer, 1982,
411-415.
Dunné J. van, 1971a
Normatieve uitleg van rechtshandelingen,
Deventer, Kluwer, 1971, 478.
Dunné J. van, 1971b
Verslindt de revolutie weer haar eigen kinderen. De zg.
functionele rechtsleer en Paul Scholten,
Nederlands Juristen Blad 46 (1971), 813-829.
Dunné J. van, 1974a
De waarde van de rechtsdogmatiek voor het
privaatrecht,
Rechtsfilosofie en Rechtstheorie 3 (1974), 50-69.
Dunné J. van, 1974b
Riskante rechtsvinding,
Deventer, Kluwer, 1974, 48.
Ebsen I., 1974
Gesetzesbindung und “Richtigkeit” der Entscheidung,
Berlin, Duncker & Humblot, 1974, 66.
Emmen E., 1951
Recht, volk en kerk,
Wending 6 (1951), 173-180.
Esser J., 1949
Einführung in die Grundbegriffe des Rechtes und Staates.
Eine Einführung in die Rechtswissenschaft und die
Rechtsphilosophie,
Wien, Springer, 1949, 341.
Esser J., 1954
Die Interpretation im Recht,
Studium Generale 7 (1954), 372-379.
Esser J., 1956
Grundsatz und Norm in der richterlichen Fortbildung des
Privatrechts. Rechtsvergleichende Beiträge zur
Rechtsquellen und Interpretationslehre (1956),
Tübingen, Mohr, 1974, 394.
Esser J., 1959
Zur Methodenlehre des Zivilrechts,
Studium Generale 12 (1959), 97-107.
Esser J., 1963
Wandlungen von Billigkeit und Billigkeitsrechtsprechung
im modernen Privatrecht,
in: Summa ius, summa iniuria, Tübingen, Mohr, 1963,
22-40.
|291|
Esser J., 1965
Wertung, Konstruktion und Argument im Zivilurteil,
Karlsruhe, Muller, 1965, 28.
Esser J., 1966
Werte als Grundlage der Rechtsanwendung,
in: Werte und Wertwandel in der Gesetzeanwendung,
Frankfurt, Evangelische Presseverband für Hessen und
Nassau, 1966, 5-40.
Esser J., 1967
Richterrecht, Gerichtsgebrauch und Gewohnheitsrecht,
in: Festschrift für F. von Hippel zum 70. Geburtstag,
Tübingen, Mohr, 1967, 95-130.
Esser J., 1970
Vorverständnis und Methodenwahl in der Rechtsfindung
(1970),
Frankfurt, Athenäum, 1972, 220.
Esser J., 1972a
Möglichkeiten und Grenzen des dogmatischen Denkens im
modernen Zivilrecht,
Archiv für die civilistische Praxis 172 (1972), 97-130.
Esser J., 1972b
Methodik des Privatrechts,
in: Methoden der Rechtswissenschaft, München, Oldenbourg,
1972, 3-38.
Esser J., 1974
Dogmatik zwischen Theorie und Praxis,
in: Funktionswandel der Privatrechtsinstitutionen.
Festschrift für L. Raiser, Tübingen, Mohr, 1974, 517-540.
Esser J., 1975
Bemerkungen zur Unentbehrlichkeit des juristischen
Handwerkzeugs,
Juristenzeitung 30 (1975), 555-558.
Esser J., 1976
Argumentations und Stilwandel in höchstrichterlichen
Zivilentscheidungen,
in: Etudes de logique juridique, Bd. 6, Bruxelles,
Bruylant, 1976, 53-77.
Esser J., 1977
Traditionale und postulative Elemente der
Gerechtigkeitstheorie,
in: Tradition und Fortschritt im Recht. Festschrift
Tübinger Juristenfakultät zum ihrem 500. Bestehen.
Tübingen, Mohr, 1977, 113-130.
Esser J., 1978
Zum Stand der Argumentationstheorie im Brusseler “Centre
National de Recherche de Logique”,
Archiv für Rechts- und Sozialphilosophie 64 (1978),
437-442.
Esser J., 1979
Juristisches Argumentieren im Wandel des
Rechtsfindungskonzepts unseres Jahrhunderts,
Heidelberg, Winter Universitätsverlag, 1979, 34.
|292|
Fiedler H., 1978
Zur logische Konzeption der Rechtsfindung aus dem Gesetz
und ihre historische Bedingungen,
in: Gesetzgebungstheorie, juristische Logik, Zivil und
Prozessrecht. Gedächtnisschrift für J. Rödig, Berlin,
Springer, 1978, 129-139.
Fikentscher W., 1975
Methoden des Rechts in vergleichender Darstellung, Bd.
I,
Tübingen, Mohr, 1975, 590.
Frommel M., 1981
Die Rezeption der Hermeneutik bei Karl Larenz und Josef
Esser,
Ebelsbach, Rolf Gremer, 1981, 236.
Gadamer H.G., 1953
Wahrheit in den Geisteswissenschaften (1953),
in: Kleine Schriften, Bd. I, Tübingen, Mohr, 1976, 39-45.
Gadamer H.G., 1955
Was ist Wahrheit? (1955),
in: Kleine Schriften, Bd. I, Tübingen, Mohr, 1976, 46-58.
Gadamer H.G., 1959
Vom Zirkel des Verstehen (1959),
in: Kleine Schriften, Bd. IV, Tübingen, Mohr, 1977,
54-61.
Gadamer H.G., 1960
Wahrheit und Methode. Grundzüge einer philosophischen
Hermeneutik (1960),
Tübingen, Mohr, 1975, 553.
Gadamer H.G., 1962
Die Natur der Sache und die Sprache der Dinge (1962),
in: Kleine Schriften, Bd. I, Tübingen, Mohr, 1976, 59-69.
Gadamer H.G., 1964
Martin Heidegger und die Marburger Theologie (1964),
in: Kleine Schriften, Bd. I, Tübingen, Mohr, 1976, 82-92.
Gadamer H.G., 1965
Martin Heidegger (1965),
in: Kleine Schriften, Bd. III, Tübingen, Mohr, 1972,
202-211.
Gadamer H.G., 1966a
Mensch und Sprache (1966),
in: Kleine Schriften, Bd. I, Tübingen, Mohr, 1976,
93-100.
Gadamer H.G., 1966b
Die Universalität des hermeneutischen Problems
(1966),
in: Kleine Schriften, Bd. I, Tübingen, Mohr, 1976,
101-112.
|293|
Gadamer H.G., 1967
Rhetorik, Hermeneutik und Ideologiekritik (1967),
in: Kleine Schriften, Bd. I, Tübingen, Mohr, 1976,
113-130,
en in: Hermeneutik und Ideologiekritik, Frankfurt,
Suhrkamp, 1971, 57-82.
Gadamer H.G., 1968
Heidegger und die Sprache der Metaphysik (1968),
in: Kleine Schriften, Bd. III, Tübingen, Mohr, 1972,
212-220.
Gadamer H.G., 1970a
Wieweit schreibt Sprache das Denken vor? (1970),
in: Kleine Schriften, Bd. IV, Tübingen, Mohr, 1977,
86-93.
Gadamer H.G., 1970b
Sprache und Verstehen (1970),
in: Kleine Schriften, Bd. IV, Tübingen, Mohr, 1977,
94-108.
Gadamer H.G., 1971
Replik,
in: Hermeneutik und Ideologiekritik, Frankfurt, Suhrkamp,
1971, 283-317,
en in: Kleine Schriften, Bd. IV, Tübingen, Mohr, 1977,
118-141.
Gadamer H.G., 1972
Theorie, Technik, Praxis (1972),
in: Kleine Schriften, Bd. IV, Tübingen, Mohr, 1977,
173-195.
Gadamer H.G., 1976
Philosophie und Hermeneutik (1976),
in: Kleine Schriften, Bd. IV, Tübingen, Mohr, 1977,
256-261.
Gadamer H.G., 1978
Hermeneutik als theoretische und praktische Aufgabe,
Rechtstheorie 9 (1978), 257-274.
Gadamer H.G., 1979
Das Erbe Hegels,
in: Das Erbe Hegels, Frankfurt, Suhrkamp, 1979, 33-94.
Gerven W. van, 1973a
Algemeen deel. Beginselen van Belgisch privaatrecht,
Antwerpen, Standaard, 1973, 519.
Gerven W. van, 1973b
Het beleid van de rechter,
Zwolle, Tjeenk Willink, 1973, 166.
Gerven W. van, 1973c
Over recht en systeem,
Rechtsfilosofie en Rechtstheorie 2 (1973), 47-65.
Gerven W. van, 1977a
De taak van de rechter in een West-Europese
democratie,
Deventer, Kluwer, 1977, 26.
|294|
Gerven W. van, 1977b
Plaats en functie van regelgeving, rechtspraak en
rechtsleer in het kader van de rechtsvorming,
in: Theorie en praktijk van de rechtsvinding, Zwolle,
Tjeenk Willink, 1977, 1-24.
Haba E., 1975
Pré-compréhension et rationalité dans le travail du
juge,
Archives de Philosophie de Droit 20 (1975), 385-400.
Haba E., 1978
Hermeneutik contra Rechtswissenschaft,
Archiv für Rechts- und Sozialphilosophie 64 (1978),
163-181.
Habermas J., 1967
Zu Gadamers “Wahrheit und Methode” (1967),
in: Hermeneutik und Ideologiekritik, Frankfurt, Suhrkamp,
1971, 45-56.
Habermas J., 1971
Der Universalitätsanspruch der Hermeneutik,
in: Hermeneutik und Ideologiekritik, Frankfurt, Suhrkamp,
1971, 120-159.
Habermas J., 1979
Urbanisierung der Heidegger Provinz. Laudatio auf
Hans-Georg Gadamer,
in: Das Erbe Hegel, Frankfurt, Suhrkamp, 1979, 9-31.
Haersolte R. van, 1970
Een nieuw rechtstheoretisch klimaat,
Handelingen van de Vereniging voor Wijsbegeerte des
Rechts, LIV — eerste gedeelte (1970), 25.
Haersolte R. van, 1981
A. de Wild. De rationaliteit van het rechterlijk
oordeel,
Rechtsgeleerd Magazyn Themis 1981, 49-52.
Hamaker H., 1883
Beschouwingen over en naar aanleiding van Hugo de Groot’s
ius belli ac pacis (1883),
in: Verspreide geschriften, Bd. VI, Haarlem, Bohn, 1912,
76-95.
Heide J. ter, 1965a
Vrijheid. Over de zin van de straf,
Den Haag, Bakker/Daamen, 1965, 271.
Heide J. ter, 1965b
Rechtsvinding,
Handelingen van de Vereniging voor Wijsbegeerte des
Rechts, IL — eerste gedeelte (1965), 38.
Heide J. ter, 1967
Iudex viator. Probleem- of systeemdenken of
gesystematiseerd probleemdenken,
Ars Aequi 16 (1967), 3-31.
Heide J. ter, 1970
De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht,
Amsterdam, Agon-Elsevier, 1970, 64.
Heide J. ter, 1973
Ontwikkelingen in de rechtsbedeling van de laatste 20
jaar,
in: Het rechterlijk oordeel, Zwolle, Tjeenk Willink,
1973, 69-84.
|295|
Heide J. ter, 1979
Back to justice,
in: Een beeld van recht, Ars Aequi 28 (1979), 745-754.
Heidegger M., 1927
Sein und Zeit (1927),
Tübingen, Niemeyer, 1967, 437.
Hoecke M. van, 1979
De interpretatievrijheid van de rechter,
Antwerpen, Kluwer, 1979, 432.
Hoetink H., 1933
Rechtsregel en rechtsbeslissing,
Indisch tijdschrift voor Recht 137 (1933), 589-623,
en in: Rechtsgeleerde opstellen, Alphen a.d. Rijn, Tjeenk
Willink, 1982, 62-96.
Hövell tot Westerflier R. van, 1966
De persoon van de rechter,
Ars Aequi 16 (1966-67), 51-61.
Hruschka J., 1964
Rechtsanwendung als methodologisches Problem,
Archiv für Rechts- und Sozialphilosophie 50 (1964),
485-501.
Hruschka J., 1965
Die Konstitution des Rechtsfalles,
Berlin, Duncker & Humblot, 1965, 76.
Hruschka J., 1972
Das Verstehen von Rechtstexten. Zur hermeneutischen
Transpositivität des positiven Rechts,
München, Beck, 1972, 102.
Huiskes H., 1971
Scholtens Algemeen deel,
Ars Aequi 20 (1971), 293-304.
Jaspers A./Vranken J., 1974
Een Esseriaanse “beproeving”,
Rechtsgeleerd Magazyn Themis 1974, 444-481.
Jhering R. von, 1858
Theorie der juristischen Technik (1858),
in: Theorie und Technik der Begriffsjurisprudenz,
Darmstadt, Wissenschaftliche Buchgesellschaft, 1976,
11-82.
Jørgensen S., 1978
Hermeneutik und Auslegung,
Rechtstheorie 9 (1978), 63-72.
Kalinowski G., 1972
Philosophie et logique de l’interprétation en droit,
Archives de Philosophie de Droit 17 (1972), 39-49.
Kant I., 1797
Metaphysische Anfangsgründe der Rechtslehre (1797),
in: Werke, Bd. 7, Darmstadt, Wissenschaftliche
Buchgesellschaft, 1971, 390-499.
|296|
Kaufmann A., 1969
Die Geschichtlichkeit des Rechts im Licht der Hermeneutik
(1969),
in: Rechtstheorie. Ansätze zu einem kritischen
Rechtsverständnis, Karlsruhe, Muller, 1971, 81-102.
Kaufmann A., 1973a
Die “ipsa res iusta”. Gedanken zu einer hermeneutischen
Rechtsontologie,
in: Festschrift für K. Larenz zum 70. Geburtstag,
München, Beck, 1973, 27-40.
Kaufmann A., 1973b
Über den Zirkelschluss in der Rechtsfindung,
in: Festschrift für Wilhelm Gallas zum 70. Geburtstag,
Berlin, de Gruyter, 1973, 7-20.
Kaufmann A., 1975
Durch Naturrecht und Rechtspositivismus zur juristischen
Hermeneutik,
Juristenzeitung 30 (1975), 337-341.
Kelsen H., 1928
Die philosophische Grundlagen der Naturrechtslehre und
des Rechtspositivismus,
Berlin, Pan Verlag Rolf Heise, 1928, 78.
Kisch I., 1952
Prof. Mr. Paul Scholten. Verzamelde geschriften,
Rechtsgeleerd Magazyn Themis 1952, 529-545,
en in: Uitgelezen opstellen. Een bloemlezing uit het werk
van prof. mr. I. Kisch, Zwolle, Tjeenk Willink, 1981,
385-403.
Kisch I., 1953
Scholtens rechtsleer: interpretatie en critiek,
Nederlands Juristen Blad 28 (1953), 100-101.
Kisch I., 1975
Paul Scholten en de rechtsvinding,
Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 106
(1975), 537-551,
en in: Uitgelezen opstellen. Een bloemlezing uit het werk
van prof. mr. I. Kisch, Zwolle, Tjeenk Willink, 1981,
413-441.
Klanderman J./Mulder G./Velden W. van der, 1981
Rechtstheorie in Nederland,
Nederlands Juristen Blad 56 (1981), 61-74.
Klever W., 1977
Recht en dialektiek,
Rechtsfilosofie en Rechtstheorie 6 (1977), 58-65.
Koch H.J., 1973
Zur Rationalität richterlichen Entscheidens,
Rechtstheorie 4 (1973), 183-206.
Kockelmans A., 1961
Martin Heidegger (1961),
Tielt, Lannoo, 1964, 158.
Kohnstamm Ph., 1922a
Persoonlijkheid en idee,
Onze eeuw 22 (1922), Bd. IV, 161-199 en 284-313.
|297|
Kohnstamm Ph., 1922b
Heteronomie en autonomie,
Eltheto 77 (1922-23), 73-85.
Krabbe H., 1915
De moderne staatsidee,
Den Haag, Nijhoff, 1915, 221.
Kramer H., 1952
Kisch over Scholten,
Nederlands Juristen Blad 27 (1952), 886-888.
Kranenburg R., 1928
Positief recht en rechtsbewustzijn,
Groningen, Noordhoff, 2e druk, 1928, 203.
Kwaad G., 1973
Waarheid zonder methode. Een studie over Gadamers
wijsgerige hermeneutiek,
Tijdschrift voor Filosofie 35 (1973), 109-133.
Laer C. van, 1978
De “applicatio” bij H.G.Gadamer,
Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte 70
(1978), 245-266.
Langemeijer G., 1963
De geschiedenis der Nederlandse rechtswetenschap VI. De
wijsbegeerte des rechts en de encyclopaedie der
rechtswetenschap sinds 1880,
Amsterdam, Noord Hollandse Uitgevers Mij., 1963, 135.
Langemeijer G., 1966
Nieuw Duitse theorieën over rechterlijke
rechtsvinding,
Mededelingen der Koninklijke Vlaamse Academie voor
Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België,
Klasse der Letteren 28 (1966), nr. 3, 20.
Langemeijer G., 1967
Josef Esser. Probleemdenken tegenover systeemdenken,
Ars Aequi 16 (1967), 86-91.
Langemeijer G., 1971
De onafhankelijke rechter op de schopstoel,
Nederlands Juristen Blad 46 (1971), 801-813.
Langemeijer G., 1972
Josef Esser. Vorverständnis und Methodenwahl in der
Rechtsfindung,
Nederlands Juristen Blad 47 (1972), 865-866.
Langemeijer G., 1973
De verantwoordelijkheid van de Nederlandse rechter,
in: Het rechterlijk oordeel, Zwolle, Tjeenk Willink,
1973, 85-104.
Langemeijer G., 1975
Paul Scholten en de rechtsfilosofie,
Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 106
(1975), 556-558.
Langemeijer G., 1980
De creatieve rechter,
Nederlands Juristen Blad 55 (1980), 428-430.
Larenz K., 1975
Methodenlehre der Rechtswissenschaft,
Berlin, Springer, 3e druk, 1975, 507.
|298|
Larenz K., 1979
Richtiges Recht. Grundzüge einer Rechtsethik,
München, Beck, 1979, 208.
Leyten J., 1969
Enige opmerkingen over interpretatie van wetsteksten,
in: Annalen van het Thijmgenootschap 57 (1969), nr. 1,
113-120.
Leyten J., 1970
De rechter op de schopstoel,
Deventer, Kluwer, 1970, 35.
Leyten J., 1974
Wie komt daar uit zijn hokje? Over civiele rechtspraak en
zijn grenzen,
Rechtsgeleerd Magazyn Themis 1974, 679-732.
Leyten J., 1977
Rechtspraak en topiek,
in: Theorie en praktijk van de rechtsvinding, Zwolle,
Tjeenk Willink, 1977, 25-82.
Loeff J., 1970
Er is geen rust voor het recht,
in: Rechtsvinding. Opstellen aangeboden aan Prof.
Pieters, Deventer, Kluwer, 1970, 187-208.
Loeff J., 1971
De list der rechtssociologie,
Nederlands Juristen Blad 46 (1971), 258-270.
Loth M., 1982
Rede, reden en redenering,
Rechtsgeleerd Magazyn Themis 1982, 4-27.
Meuwissen D., 1971
Rechtsvinding en staatsrecht,
Zwolle, Tjeenk Willink, 1971, 47.
Meuwissen D., 1979
Vijf stellingen over rechtsfilosofie, in: Een beeld van
recht,
Ars Aequi 28 (1979), 658-668.
Meuwissen D., 1982
Recht en vrijheid. Inleiding in de rechtsfilosofie,
Utrecht, Spectrum, 1982, 325
Meijers E., 1948
Herdenking van Paul Scholten (1948),
Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 106
(1975), 471-476.
Nieuwenhuis J., 1976
Legitimatie en heuristiek van het rechterlijk
oordeel,
Rechtsgeleerd Magazyn Themis 1976, 494-515.
Oly G., 1981
Dubbele rechtsorde,
Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 112
(1981), 85-90.
Oven J. van, 1935
Mr. Paul Scholten. Algemeen deel,
Rechtsgeleerd Magazyn 54 (1935), 163-174.
|299|
Perelman Ch., 1945
De la justice (1945),
in: Justice et raison, Bruxelles, Editions de
l’Université de Bruxelles, 1972, 9-80.
Perelman Ch., 1955
La rôle de la décision dans la theorie de la connaissance
(1955),
in: Justice et raison, Bruxelles, Editions de
l’Université de Bruxelles, 1972, 121-131.
Perelman Ch., 1957
Les trois aspects de la justice (1957),
in: Justice et raison, Bruxelles, Editions de
l’Université de Bruxelles, 1972, 155-174.
Perelman Ch., 1959
La spécificité de la preuve juridique (1959),
in: Justice et raison, Bruxelles, Editions de
l’Université de Bruxelles, 1972, 206-217.
Perelman Ch., 1960
La règle de justice (1960),
in: Justice et raison, Bruxelles, Editions de
l’Université de Bruxelles, 1972, 224-233.
Perelman Ch., 1961a
Logique formelle, logique juridique (1961),
in: Justice et raison, Bruxelles, Editions de
l’Université de Bruxelles, 1972, 218-223.
Perelman Ch., 1961b
La distinction du fait et du droit. Le point de vue du
logicien (1961),
in: Droit, morale et philosophie, Paris, Librairie
generale de droit et de jurisprudence, 1976, 101-108.
Perelman Ch., 1965a
La raisonnement juridique (1965),
in: Droit, morale et philosophie, Paris, Librairie
generale de droit et de jurisprudence, 1976, 93-100.
Perelman Ch., 1965b
Les antinomies en droit (1965),
in: Droit, morale et philosophie, Paris, Librairie
generale de droit et de jurisprudence, 1976, 109-120.
Perelman Ch., 1966
Cinq leçons sur la justice (1966),
in: Droit, morale et philosophie, Paris, Librairie
generale de droit et de jurisprudence, 1976, 15-66.
Perelman Ch., 1968
La problème des lacunes en droit (1968),
in: Droit, morale et philosophie, Paris, Librairie
generale de droit et de jurisprudence, 1976, 121-134.
|300|
Perelman Ch., 1971
A propos de la règle de droit (1971),
in: Droit, morale et philosophie, Paris, Librairie
generale de droit et de jurisprudence, 1976, 135-144.
Perelman Ch., 1972
L’interprétation juridique,
Archives de Philosophie de Droit 17 (1972), 29-37.
Perelman Ch., 1974
Présomptions et fictions en droit (1974),
in: Droit, morale et philosophie, Paris, Librairie
generale de droit et de jurisprudence, 1976, 145-154.
Perelman Ch., 1976
Logique juridique. Nouvelle rhétorique,
Paris, Dalloz, 1976, 177.
Perelman Ch., 1979
Reflekties over juridische logika,
Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte 71
(1979), 135-143.
Plat J., 1969
Interpretatie van teksten volgens Gadamer,
in: Annalen van het Thijmgenootschap 57 (1969), nr. 1,
5-14.
Pöggeler O., 1963
Martin Heidegger. De weg van zijn denken,
Utrecht, Spectrum, 1969, 335.
Polak J., 1953
Theorie en praktijk van de rechtsvinding,
Zwolle, Tjeenk Willink, 1953, 86.
Rengers Hora Siccama J., 1933a
Mr. Asser’s handleiding tot de beoefening van het
Nederlands burgerlijk recht. Algemeen deel door Mr. Paul
Scholten,
Themis 94 (1933), 328-346.
Rengers Hora Siccama J., 1933b
Mr. Asser’s handleiding tot de beoefening van het
Nederlands burgerlijk recht. Algemeen deel door Mr. Paul
Scholten,
Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 64
(1933), 196-199 en 208-211.
Ricoeur P., 1965
Existence et herméneutique (1965),
in: Le conflit des interprétations, Paris, du Seuil,
1969, 7-28.
Rombach J., 1974
Hedendaagse opvattingen over rechtsvinding en
rechterlijke funktie,
Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 105
(1974), 81-88 en 97-105.
Rottleuthner H., 1976
Hermeneutik und Jurisprudenz,
in: Juristische Methodenlehre und analytische
Philosophie, Kronberg, Athenäum, 1976, 7-30.
|301|
Schellen J. van, 1971
Paul Scholten en de functionele rechtsleer,
Nederlands Juristen Blad 46 (1971), 1277-1288 en
1309-1319.
Scheltens D., 1979a
De rationaliteit van de rechtsvinding,
Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte 71
(1979), 144-152.
Scheltens D., 1979b
Rechtswetenschap en filosofie,
in: Een beeld van recht, Ars Aequi 28 (1979), 679-686.
Scholten G., 1975
Vader en leermeester,
Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 106
(1975), 477-480.
Scholten Y., 1975
Herinneringen aan mijn vader,
Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 106
(1975), 481-484.
Schoordijk H., 1970
Typologiseren en moduleren in de rechtsvinding,
in: Rechtsvinding. Opstellen aangeboden aan Prof.
Pieters, Deventer, Kluwer, 1970, 231-252.
Schoordijk H., 1972
Oordelen en vooroordelen,
Deventer, Kluwer, 1972, 67.
Schoordijk H., 1982
Mr. G. Wiarda. Drie typen van rechtsvinding,
Rechtsgeleerd Magazyn Themis 1982, 160-167
Snijders H., 1980
Rechtsvinding door de burgerlijke rechter. Een
kwantitatief onderzoek bij de Hoge Raad en de
Gerechtshoven,
Deventer, Kluwer, 1978, 268.
Soeteman A., 1981
Norm en logika. Opmerkingen over logica en rationaliteit
in het normatief redeneren met name in het recht,
Zwolle, Tjeenk Willink, 1981, 502.
Tugendhat E., 1978
The fusion of horizons,
Times Literary Supplement, 19 mei 1978, 565.
Vandenbulcke J., 1973a
Hans-Georg Gadamer. Een filosoof van het
interpreteren,
Brugge, Orion, 1973, 266.
Vandenbulcke J., 1973b
Bedenkingen bij de heer Kwaads interpretatie van
“Wahrheit und Methode”,
Tijdschrift voor Filosofie 35 (1973), 135-139.
Vandenbulcke J., 1976
Gadamer na “Wahrheit und Methode”,
Tijdschrift voor Filosofie 38 (1976), 277-303.
Verslag, 1965
Verslag over “Rechtsvinding”,
Handelingen van de Vereniging voor Wijsbegeerte des
Rechts, IL — tweede gedeelte (1965), 55.
|302|
Verslag, 1970
Verslag over “De Engelse analytische filosofie en het
denken over recht en rechtsbegrippen”,
Handelingen van de Vereniging voor Wijsbegeerte des
Rechts, LIII — tweede gedeelte (1970), 67.
Verslag, 1971
Verslag over “Een nieuw rechtstheoretisch klimaat”,
Handelingen van de Vereniging voor Wijsbegeerte des
Rechts, LIV — tweede gedeelte (1971), 58.
Visser ’t Hooft H., 1975
Rechtsvinding als filosofische puzzle,
Nederlands Juristen Blad 50 (1975), 337-344.
Visser ’t Hooft H., 1982
La logique juridique et l’activité judicaire aux
Pays-Bas,
in: Netherlands Reports to the eleventh international
Congress of Comparative Law, Caracas 1982, Deventer,
Kluwer, 1982, 19-35.
Vranken J., 1978a
Kritiek en methode in de rechtsvinding. Een onderzoek
naar de betekenis van de hermeneutiek van H.G. Gadamer
voor de analyse van het rechterlijke
beslissingsgebeuren,
Deventer, Kluwer, 1978, 435.
Vranken J., 1978b
Het “regressieve redeneren” van de rechter,
Rechtsgeleerd Magazyn Themis 1978, 410-420.
Vranken J., 1979
De betrekkelijke waarde van een juridische methodenleer
voor de rechtspraktijk,
in: Een beeld van recht, Ars Aequi 28 (1979), 819-826.
Wiarda G., 1980
Drie typen van rechtsvinding,
Zwolle, Tjeenk Willink, 2e druk, 1980, 111.
Wiarda J., 1951
Recht en geweten,
Wending 6 (1951), 161-173.
Wiarda J., 1971
Paul Scholten (1875-1946),
Ars Aequi 20 (1971), 304-312.
Wiarda J., 1975a
Scholtens onderwijsmethode,
Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 106
(1975), 586-599.
Wiarda J., 1975b
Scholten vóór Scholten,
Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 106
(1975), 600-609.
Wieland J., 1974
Hermeneutiek en wetenschap,
Deventer, Kluwer, 1974, 23.
en in: Hermeneutiek, recht, wetenschap, Zwolle, Tjeenk
Willink, 1982, 27-45.
|303|
Wieland J., 1976
De rechtsvindingsmethode volgens Josef Esser,
Deventer, Kluwer, 1976, 17.
Wieland J., 1978
Dialektiek van macht en onmacht,
in: Macht en onmacht van de wetgever, Deventer, Kluwer,
1978, 189-214.
en in: Hermeneutiek, recht, wetenschap, Zwolle, Tjeenk
Willink, 1982, 61-82.
Wieland J., 1980
Beschouwingen over hermeneutiek en wetenschap,
Rechtsfilosofie en Rechtstheorie 9 (1980), 107-126,
en in: Hermeneutiek, recht, wetenschap, Zwolle, Tjeenk
Willink, 1982, 131-159.
Wieland J., 1982
Privaatrechtelijke rechtsvinding bij J. Esser,
in: Hermeneutiek, recht, wetenschap, Zwolle, Tjeenk
Willink, 1982, 49-60.
Wild A. de, 1978
Rechtsvinding als wetenschapstheoretisch probleem,
Rechtsfilosofie en Rechtstheorie 7 (1978), 115-138.
Wild A. de, 1979a
De rationaliteit van het rechterlijk oordeel,
Deventer, Kluwer, 1979, 229.
Wild A. de, 1979b
Met recht, over recht,
in: Een beeld van recht, Ars Aequi 28 (1979), 827-835.
Wild A. de, 1980a
Over argumentatie en juridies redeneren,
Recht en Kritiek 6 (1980), 93-100.
Wild A. de, 1980b
De scheiding van recht en moraal: een
pseudo-probleem,
Recht en Kritiek 6 (1980), 404-410.
Wild A. de, 1982
Rationaliteit, argumentatie en rechtspraak,
Rechtsfilosofie en Rechtstheorie 11 (1982), 182-205.
Wroblewski J., 1972
L’interprétation en droit,
Archives de Philosophie de Droit 17 (1972), 51-69.
Wuchterl K., 1977
Methoden der Gegenwartsphilosophie,
Bern, Haupt, 1977, 350.
Zimmerman H., 1976
Rechtsanwendung als Rechtsfortbildung,
in: Juristische Methodenlehre und analytische
Philosophie, Kronberg, Athenäum, 1976, 70-95.
Zimmerman H., 1977
Rechtsanwendung als Rechtsfortbildung. Untersuchungen zu
einem “hermeneutischen” Problem,
Frankfurt, Lang, 1977, 114.
|304|
Zippelius R., 1971
Einführung in die juristische Methodenlehre (1971),
München, Beck, 1974, 127.
Zippelius R., 1976
Rechtsphilosophische Aspekte der Rechtsfindung,
Juristenzeitung 31 (1976), 150-153.
Zonderland P., 1974
Methode van het privaatrecht,
Amsterdam, Agon-Elsevier, 1974, 247.
Zweigert K., 1954
Juristische Interpretation,
Studium Generale 7 (1954), 380-385.
Zweigert K., 1967
Zur inneren Unabhängigkeit des Richters,
in: Festschrift für Fritz von Hippel zum 70. Geburtstag,
Tübingen, Mohr, 1967, 711-724.