Evenals alle andere gemeenten kunnen evangelisch-lutherse gemeenten — op verzoek van de betrokken kerkenraden — door de classicale vergadering worden samengevoegd tot een nieuwe (evangelisch-lutherse) gemeente (zie § 4.3.5).
Een evangelisch-lutherse gemeente kan ook — eveneens op verzoek van betrokken kerkenraden — met een of meer andere (al of niet evangelisch-lutherse) gemeenten door de classicale vergadering worden samengebracht in een combinatie van gemeenten of in een streekgemeente (zie § 4.3.5 en 4.3.7).
Het is mogelijk dat de evangelisch-lutherse synode, voordat een evangelisch-lutherse gemeente een dergelijk verzoek doet, door deze gemeente bij de besluitvorming betrokken wordt, dan wel dat de evangelisch-lutherse synode vanuit haar zorg voor evangelisch-lutherse gemeenten zelf met de betrokken kerkenraad of kerkenraden in gesprek gaat (ord. 4-23-1). Het is de classicale vergadering die beslist, maar zij dient wel vooraf advies te vragen aan de evangelisch-lutherse synode met betrekking tot de regelingen die samenhangen met het samengaan (ord. 2-19-2). Tot 1 mei 2014 is instemmend advies van de evangelisch-lutherse synode vereist (ovb. 88).
Anders is het wanneer het regionale college voor de visitatie tot het oordeel komt dat een evangelisch-lutherse gemeente niet langer zelfstandig kan voortbestaan en dat ze (dus ongevraagd) moet worden samengevoegd met een andere evangelisch-lutherse gemeente dan wel met andere gemeenten moet worden samengebracht in een combinatie of een streekgemeente. De classicale vergadering kan daartoe slechts besluiten indien ook de evangelisch-lutherse synode van oordeel is dat een zelfstandig voortbestaan van de betrokken gemeente niet langer mogelijk is (ord. 2-14-2, ord. 2-15-4, ord. 2-17-6). Daarnaast dient de classicale vergadering ook in dit geval advies te vragen aan de evangelisch-lutherse synode met betrekking tot de regelingen.
Voor het overige gelden in al deze gevallen de regels die ook voor de andere gemeenten gelden (zie § 4.3.5 en 4.3.7).