Binnen de Protestantse Kerk in Nederland komen twee tradities bijeen, de gereformeerde en de lutherse traditie. In art. I-4 worden dan ook de belijdenisgeschriften van beide tradities genoemd. Beide tradities hebben binnen de kerk een gelijkwaardige plaats en spelen hun rol in de gezamenlijke opdracht om in de gehoorzaamheid aan het Woord van God te volharden en te groeien in het gemeenschappelijk belijden van de kerk (ord. 1-1-3).
Tegelijkertijd is het onmiskenbaar dat het getalsmatig overwicht van degenen die zich in het bijzonder verbonden weten met de gereformeerde traditie, het gevaar in zich bergt dat het lutherse geluid wordt overstemd. Om dit te voorkomen, zijn bepalingen opgenomen met het oog op ‘het bewaren en aan de gehele kerk dienstbaar maken van de lutherse traditie’ (art. VI-4). De evangelisch-lutherse synode (zie § 15.5) speelt hierbij een bijzondere rol.
Met het oog op dit voortgaande gesprek zijn in de kerkorde en de ordinanties waarborgen opgenomen om ook in de toekomst de gelijkwaardige positie van de lutherse traditie veilig te stellen. De in de kerkorde in engere zin vastgelegde positie van de evangelisch-lutherse gemeenten en van de evangelisch-lutherse synode kan niet worden gewijzigd, zelfs niet in eerste lezing, zonder instemmend advies van de evangelisch-lutherse synode (art. XVIII-3). En ook de taakomschrijving van de evangelisch-lutherse synode zoals die in ord. 4-23 is omschreven kan niet zonder dit instemmend advies worden gewijzigd (ord. 4-23-2). Bij alle andere voorstellen tot wijziging van de ordinanties betreffende de evangelisch-lutherse leden van de kerk, de evangelisch-lutherse gemeenten en de evangelisch-lutherse synode dient voorafgaand te worden overlegd met de evangelisch-lutherse synode. De generale synode kan een dergelijke wijziging alleen in eerste lezing vaststellen als zij vooraf advies van de evangelisch-lutherse synode heeft ontvangen (ord. 4-23-2).