9.7 Wederkerigheid

Art. X-5 van de kerkorde werd ooit via een amendement in de synodevergadering zelf in de kerkorde opgenomen: ‘Met het oog op de vervulling van haar roeping maakt de gemeente in een relatie van wederkerigheid dankbaar gebruik van inzichten en ervaringen die haar worden aangereikt door gemeenten waarvan de leden uit andere culturen afkomstig zijn.’ Het vraagt de aandacht van de gemeente voor de christenen die in ons midden zijn komen wonen, afkomstig uit andere culturen. Men spreekt daar veelal van migrantengemeenten. Het is zeker niet eenvoudig om daarmee een volwassen relatie op te bouwen: taal, cultuur en spiritualiteit zullen vaak zo anders zijn, dat veel tijd moet worden geïnvesteerd. Het kan heel belangrijk zijn als de gemeente voor zulke gemeenschappen openstaat,

|217|

bijvoorbeeld door een kerkgebouw — liefst gratis! — ter beschikking te stellen voor regelmatige kerkdiensten. Maar minstens zo belangrijk is het wanneer een communicatie op gang komt in wederkerigheid: de gemeente kan waar het gaat om het verstaan van haar eigen missionaire, diaconale en pastorale roeping veel leren van inzichten en ervaringen van deze mensen. Zij kijken met andere ogen naar ons, naar onze manier van kerk-zijn en naar onze samenleving. Men zal daar wellicht niet onmiddellijk uiting aan geven, maar als dat in vertrouwen wel gebeurt, valt er veel te winnen. Ook hier heeft de kerkenraad een eigen rol (ord. 8-6-2 en 3). Overigens zou hier op enig moment ook de mogelijkheid van ord. 14-5-1 — een verdergaande geloofs- en kerkgemeenschap via een associatieovereenkomst met de Protestantse Kerk in Nederland — aan de orde kunnen komen.