De gemeente is een horende en daarom vierende gemeente. Dat vormt de opmaat voor wat nu aan de orde komt: de missionaire, diaconale en pastorale arbeid. De taken van de gemeente naar de wereld toe gaan voorop. Dat ziet men al in de opbouw van art. X van de kerkorde: de missionaire opdracht en de diaconale roeping worden eerst genoemd (lid 1 en 2), en pas daarna de pastorale taak, die overigens evenmin beperkt wordt tot de eigen gemeenteleden.
Toch dient men zich hier te hoeden voor elke neiging aspecten van de opdracht van de gemeente tegen elkaar uit te spelen. Eenzijdige modellen van missionair of apostolair gemeente-zijn worden hier niet voorgeschreven. Juist daarom begint ord. 8 met een artikel over samenhang en eigenheid van de verschillende taken. In het vervolg van de ordinantie worden zij afzonderlijk besproken; de artikelen 2 tot en met 6 lopen parallel met de vijf leden van art. X van de kerkorde.