De parallellie tussen ord. 8-2 (missionaire arbeid) en ord. 8-3 (diaconale arbeid) zal niemand ontgaan. Men treft er dezelfde accenten aan. De leden 2 en 4, over de opdracht dichtbij en ver weg en over de samenwerking van gemeente en kerk, zijn zelfs bijna gelijkluidend. Het verschil ligt natuurlijk vooral in de aard van de arbeid. Bij diaconale arbeid gaat het, in de woorden van art. X-2, om de dienst van barmhartigheid en gerechtigheid, die resulteert in delen, helpen en getuigen van de gerechtigheid van God. Ook hier sluit de daad het woord niet uit. Ord. 8-3-1 ziet verschillende kringen: onderling dienstbetoon, bijstand, verzorging en bescherming aan wie dat nodig hebben (ook buiten eigen kring), deelnemen in arbeid ten behoeve van het algemeen maatschappelijk welzijn, signaleren van knelsituaties in de samenleving en — de wijdste kring — het bevorderen van de zorg voor het behoud van de schepping. Ord. 8-3-3 zet ook hier het leven van de leden der gemeente voorop: hun onderling dienstbetoon, hun voorbeden en hun dienst van barmhartigheid en gerechtigheid in de wereld zijn bepalend, al gaat het nauwelijks zonder de plaatsvervangende en coördinerende inzet van de diakenen (ord. 3-11).