De predikanten binnen de classis worden door de classicale vergadering samengebracht in een of meer werkgemeenschappen (ord. 4-18-1). Daartoe behoren niet alleen de predikanten voor gewone werkzaamheden die aan een gemeente verbonden zijn, maar ook de predikanten in algemene dienst en de predikanten met een bijzondere opdracht die in de classis wonen. Bovendien kunnen de kerkelijk
|183|
werkers in het pastoraat die in de bediening zijn gesteld, worden uitgenodigd (G.R. kerkelijk werkers, art. 7-3).
Ord. 4-18-1 noemt als voornaamste taken het bevorderen van de saamhorigheid en de gezamenlijke bezinning van de predikanten. Ord. 4-18-2 spreekt van de onderlinge opbouw van het geestelijk leven van de predikanten zelf, de zorg voor het pastoraat aan de predikanten (de werkgemeenschap hoeft die pastorale zorg niet altijd zelf te leveren, maar draagt er wel zorg voor dat er pastorale zorg voor de predikanten is) en gezamenlijke studie. Verder komt in de werkgemeenschap het gemeenteleven ter sprake in de vorm van bezinning en uitwisseling van ervaringen.