Over de bepalingen met betrekking tot de samenstelling, het arbeidsveld en de werkwijze van de generale synode (ord. 4-25 t/m 27) kunnen we kort zijn. De meeste bepalingen komen sterk overeen met die voor de classicale vergadering (zie daarvoor § 6.3.1 t/m § 6.3.4). We wijzen hier slechts op enkele bijzonderheden.
Bij de samenstelling van de generale synode (ord. 4-25) valt op dat deze niet slechts
|186|
bestaat uit de afgevaardigden van de classicale vergaderingen, maar ook uit vijf ambtsdragers die afgevaardigd worden door de evangelisch-lutherse synode. Deze lutherse synodeleden zijn dus lid van zowel de evangelisch-lutherse als de generale synode. De afgevaardigden van de classicale vergadering kunnen worden gekozen uit de ambtsdragers van het ressort (ze hoeven dus geen lid van de classicale vergadering te zijn).
Zie voor de evangelisch-lutherse synode en de generale synode met organen van bijstand en colleges het organigram in bijlage 4.
Een opmerkelijke bepaling is te vinden in ord. 4-25-5. De generale synode houdt een register bij van alle gemeenten van de Protestantse Kerk in Nederland (ord. 2-11-2). Als een bepaald ‘soort’ gemeenten sterk ondervertegenwoordigd zou blijken te zijn, heeft de kleine synode de mogelijkheid door een aantal classicale vergaderingen een extra synodelid te laten afvaardigen. Als op een gegeven moment de synode bijvoorbeeld vrijwel geen ambtsdragers zou tellen die afkomstig zijn uit een protestantse gemeente of een gereformeerde kerk, kan de kleine synode (ten hoogste tien) classicale vergaderingen aanwijzen om een extra synodelid af te vaardigen die ambtsdrager is (in dit voorbeeld) in een protestantse gemeente of een gereformeerde kerk.
De regeling voor de samenstelling van het moderamen van de generale synode wijkt af van wat bij de andere ambtelijke vergaderingen gebruikelijk is (ord. 4-27-2, zie ook ovb. 202). De preses en de eerste assessor worden voor vier jaar benoemd uit de leden van de vergadering. Ze mogen hun termijn als moderamenlid uitdienen, ook als ze niet langer afgevaardigde van de classicale vergadering zijn (als ze niet langer ambtsdrager zijn, treden ze wel af). De scriba hoeft geen synodelid te zijn; deze wordt voor vier jaar gekozen uit de predikanten van de kerk (en is eenmaal herkiesbaar). Al deze bepalingen zijn erop gericht continuïteit in de leiding van de generale synode mogelijk te maken.
Het breed moderamen van de generale synode telt 30 leden en wordt in de kerkorde aangeduid als de kleine synode (ord. 4-27-4 en 5).