Art. 322. De synode besluit het opschrift van hoofdstuk II en de artikelen 7-9 van de herziene kerkorde als volgt vast te stellen:
Hoofdstuk II
DE AMBTEN VAN DE KERK
I. Algemene bepalingen
Artikel 7
1. De ambten, waaraan in opdracht van Christus het dienstwerk in
de kerk is toevertrouwd, zijn die van dienaar des Woords, van
ouderling en van diaken.
2. Deze ambten zijn van elkander onderscheiden, niet in
waardigheid of eer, maar in opdracht en werk.
Artikel 8
1. Niemand zal in de kerk enig ambt mogen vervullen zonder
daartoe op wettige wijze geroepen en daarin bevestigd te
zijn.
2. Voor de roeping tot enig ambt komen slechts in aanmerking
belijdende leden, die voldoen aan de in de Heilige Schrift voor
ambtsdragers gestelde eisen.
Artikel 9
1. De roeping tot het vervullen van een ambt wordt uitgebracht
door de kerkeraad.
2. De kerkeraad brengt deze roeping uit, in de regel op grond van
een onder zijn leiding gehouden verkiezing door de gemeente. Deze
verkiezing geschiedt uit een aantal door de kerkeraad
voorgestelde candidaten, dat in de regel het dubbele is van het
aantal te vervullen plaatsen. In geval in een vacature één
candidaat wordt voorgesteld, zal de kerkeraad mededeling doen van
de redenen, die hem tot afwijking van deze regel genoopt
hebben.
3. De kerkeraad kan de leden der gemeente tevoren in de
gelegenheid stellen de aandacht op voor het ambt geschikte
personen te vestigen.
4. De verkiezing geschiedt, na voorafgaand gebed, door de
stemgerechtigde leden der gemeente overeenkomstig een door de
kerkeraad vastgestelde regeling.
5. De namen van de beroepen ambtsdragers zullen op twee
achtereenvolgende zondagen aan de gemeente worden voorgedragen om
haar goedkeuring te verkrijgen met het oog op hun bevestiging.
Indien geen bezwaren zijn ingekomen, of de kerkeraad de
ingebrachte bezwaren niet genoegzaam gegrond acht, zal de
bevestiging in een kerkdienst, plaats hebben, met gebruikmaking
van de daarvoor vastgestelde formulieren.