Hoofdstuk II
1. De roeping tot het vervullen van een ambt wordt uitgebracht
door de kerkeraad.
2. De kerkeraad brengt deze roeping uit, in de regel op grond van
een onder zijn leiding gehouden verkiezing door de gemeente. Deze
verkiezing geschiedt uit een aantal door de kerkeraad
voorgestelde candidaten, dat in de regel het dubbele is van het
aantal te vervullen plaatsen. In geval in een vacature één
candidaat wordt voorgesteld, zal de kerkeraad mededeling doen van
de redenen, die hem tot afwijking van deze regel genoopt
hebben.
3. De kerkeraad kan de leden der gemeente tevoren in de
gelegenheid stellen de aandacht op voor het ambt geschikte
personen te vestigen.
4. De verkiezing geschiedt, na voorafgaand gebed, door de
stemgerechtigde leden der gemeente overeenkomstig een door de
kerkeraad vastgestelde regeling.
5. De namen van de beroepen ambtsdragers zullen op twee
achtereenvolgende zondagen aan de gemeente worden voorgedragen om
haar goedkeuring te verkrijgen met het oog op hun bevestiging.
Indien geen bezwaren zijn ingekomen, of de kerkeraad de
ingebrachte bezwaren niet genoegzaam gegrond acht, zal de
bevestiging in een kerkdienst, plaats hebben, met gebruikmaking
van de daarvoor vastgestelde formulieren.