Art. 332. De synode besluit de artikelen 38-40 (met uitzondering van artikel 39a en 40) van de herziene kerkorde als volgt vast te stellen:
II. De kerkeraad
Artikel 38
1. In alle kerken zal een kerkeraad zijn, die gevormd wordt door
de ambtsdragers der gemeente.
2. Indien het getal der ouderlingen meer dan drie bedraagt, staat
het vrij onderscheid te maken tussen de brede kerkeraad, waartoe
alle ambtsdragers behoren, en de smalle kerkeraad, van welke de
diakenen geen deel uitmaken.
Artikel 39
1. De kerkeraad heeft de leiding der gemeente, in het bijzonder
ook het opzicht over en de tucht in de gemeente, alsmede de zorg
voor de dienst der barmhartigheid in het algemeen.
2. Indien er onderscheid gemaakt wordt tussen de brede en de
smalle kerkeraad, zal het opzicht over en de tucht in de gemeente
aan de smalle kerkeraad blijven.
3. In het in lid 2 bedoelde geval kunnen de diakenen onder
leiding van één van hen afzonderlijk bijeenkomen om de zaken, die
tot hun taak behoren, te behandelen.
4. De diakenen doen verantwoording van hun beleid en beheer aan
de kerkeraad.
Hierop schorst de praeses de vergadering, nadat de assessor in dankgebed is voorgegaan.