Art. 323. De praeses stelt aan de orde de artikelen 10-15, voorkomende in hoofdstuk II onder het hoofd „II. De dienaren des Woords” (zie bijlage LXXVIII a, b en c).
Het voorstel van de deputaten (om aan artikel 10 een nieuw artikel 9a te doen voorafgaan), waarmee de commissie zich niet verenigen kon, wordt ook door de synode niet aanvaard.
Bij de behandeling van artikel 10 stelt ds F.C. Zwaal voor de woorden „hetzij aan de Theologische ... Vrije Universiteit” in lid 2 te laten vervallen. Dit voorstel wordt verworpen, waarna artikel 10 ongewijzigd wordt goedgekeurd.
Ten aanzien van artikel 11, lid 1 worden door de commissie vier voorstellen gedaan. Het eerste voorstel om lid 1, behoudens enkele kleine wijzigingen te handhaven, wordt aangenomen. Ook de andere drie voorstellen om „mag” door „kan” te vervangen, om in plaats van „indien mocht blijken” te lezen „indien op overtuigende wijze blijkt”, en om aan het slot de redactie aldus te doen luiden: „dat hij ondanks het gemis van genoemde opleiding geacht kan worden in staat te zijn de kerken met stichting te dienen”, worden aanvaard.
Verder besluit de synode, op voorstel van de deputaten en de commissie in lid 2 van dit artikel het woord „bijzondere” te veranderen in „daartoe”, en lid 3 te doen vervallen. Artikel 11 wordt daarna in zijn geheel vastgesteld.
De opmerkingen die de commissie maakt in dit gedeelte van haar rapport over de volgorde der artikelen worden voorlopig overgeslagen (zie art. 473).
Van artikel 12 wordt lid 1 ongewijzigd goedgekeurd. In lid 2 (oud lid 3) wordt op voorstel van de deputaten en de commissie het woord „ontslag” gewijzigd in „vertrek”, terwijl hier tevens aanvaard wordt een door de commissie overgenomen amendement van ds H.W.H. van Andel om het begin van dit lid aldus te lezen: „In geval de beroepene reeds als dienaar des Woords in een andere gemeente gediend heeft, zal zijn naam aan de gemeente worden voorgedragen. Voorts zal de bevestiging niet geschieden dan nadat de classis...”.
Het voorstel van de commissie om hetgeen in lid 3 (oud lid 2) over de handoplegging wordt bepaald te laten staan en een schrijven van de kerkeraad te Hollandscheveld over deze zaak (O 23) in handen te stellen van de deputaten voor de herziening van de liturgische formulieren wordt aangenomen. Eveneens wordt aangenomen om aan het slot van lid 3 (oud lid 2) de woorden „alsook van de andere dienaren des Woords, die daarbij tegenwoordig mochten zijn” te laten vervallen.
Over het voorstel van de commissie, dat de vraag of het juist is, dat een dienaar des Woords bij zijn komen in een nieuwe gemeente opnieuw in het ambt bevestigd zal worden, zal worden voorgelegd aan de deputaten voor de herziening van de liturgische formulieren met de opdracht dat deze deputaten daarover op de volgende synode zullen rapporteren, staken de stemmen, zodat dit voorstel verworpen is.
Tenslotte komen bij artikel 12, lid 3 nog in behandeling een amendement van ds J. van Herksen om in plaats van „met de medewerking en het goedvinden van...” te lezen „ten overstaan van de daartoe door de particuliere synode aangewezen deputaten, althans van twee van dezen”, en een amendement van ds F.C. Zwaal om de woorden „althans van de meerderheid van dezen” te vervangen door „van welke de meerderheid dient aanwezig te zijn”. Deze beide amendementen worden verworpen. Vervolgens wordt artikel 12 in zijn geheel vastgesteld.
Bij de behandeling van artikel 13 wordt op voorstel van de deputaten en de commissie besloten in lid 1 de woorden „onder de niet-gekerstende volken” te laten vervallen en het woord „vooropleiding” te vervangen door „opleiding”. Over de vraag of in lid 2 het woord „daartoe” of het woord „hiervoor” zal worden ingevoegd, wordt geen beslissing genomen, doch dit wordt overgelaten aan de taalkundige controle, die aan het einde nog zal plaats hebben. De rapporteur van de deputaten pleit ervoor om in afwijking van wat de commissie voorstelt, lid 3 in artikel 13 te laten staan; aldus wordt door de synode besloten. Ten aanzien van lid 4 wordt het gemeenschappelijk voorstel van de deputaten en de commissie om dit te laten vervallen aanvaard. Ook artikel 13 wordt nu in zijn geheel door de synode goedgekeurd.
Nadat gebleken is, dat een amendement van ds J.H. Meuleman om in plaats van „die vervreemd zijn van het evangelie” te lezen „die daarvan vervreemd zijn”, niet gesteund wordt, wordt lid 1 van artikel 14 in de door de deputaten en de commissie voorgestelde redactie aangenomen. Ook lid 2 van dit artikel wordt goedgekeurd na invoeging van het woordje „het”.
De voorslag van de deputaten, waarmee de commissie het eens blijkt te zijn, om van artikel 14, lid 3 een afzonderlijk artikel te maken, wordt door de synode aanvaard. Tevens wordt besloten om dit artikel niet, zoals de deputaten willen, aan artikel 14 te laten voorafgaan, maar het op artikel 14 te laten volgen als artikel 14a.
Over artikel 15 wordt door de deputaten en de commissie hetzelfde voorstel gedaan, nl. om het in gewijzigde redactie in artikel 14 als lid 3 op te nemen. Ook hieraan hecht de synode haar goedkeuring.