Zij, die op 30 April 1951 als archivaris of archiefambtenaar in bezoldigde dienst der Kerk staan, zetten hun arbeid voort onder leiding van de commissie voor de archieven, bedoeld in ordinantie 18-14-1 en met inachtneming van de bepalingen uit de generale regeling, bedoeld in ordinantie 18-14-3.