Bijzondere overgangsbepalingen.

 

Ordinantie 6.

Zolang over het dienstboek en het psalm- en gezangboek en het gebruik daarvan door de Kerk, naar de daarvoor geldende bepalingen, geen nadere besluiten zijn genomen, wordt na 30 April 1951 de ter zake op dien datum bestaande regeling gecontinueerd, met dien verstande, dat het bepaalde in art. 39 van het reglement op het godsdienstonderwijs — behoudens toepassing van het bepaalde in overgangsbepaling no. 187 — van kracht blijft en de vaststelling van de orden van dienst, het gebruik van de Heidelbergse catechismus, van de formulieren, van de belijdenisvragen en van de vragen bij de voorbereiding tot het Avondmaal door de dienstdoende predikanten geschiedt in overleg met de kerkeraad der (wijk)gemeente, terwijl bij de vervulling van de vacature-beurten door het breed-ministerie de beslissing ter zake bij de dienstdoende predikant berust, na overleg met de kerkeraad.