|vii|

Woord vooraf

 

 

Dit boek is allereerst geschreven ten behoeve van hen die zich voorbereiden op de ambtsdienst in een gereformeerde kerk. Zoals de ondertitel aangeeft, wil het vooral een introductie bieden in de leer van de kerken van de Reformatie en in de theologie van de reformatoren. Daarom worden, waar mogelijk, vele originele teksten uit de geschriften van de reformatoren en uit de reformatorische confessies voorgelegd. Op deze wijze wil dit boek in ruime mate fungeren als een ‘tekst-boek’ bij de bestudering van de vragen rondom het ambt.

Deze werkwijze is gebaseerd op de overtuiging dat de theoloog, die de vele praktische vragen van de zgn. Ambtelijke Vakken1 bestudeert, zich allereerst een duidelijk inzicht in het karakter van het ambt-als-zodanig dient te verwerven.

Het moderne en praktische karakter van de theologie kan zich immers eerst dán demonstreren. De theoloog die zich met deze vragen wil en moet confronteren, zal daarom met overtuiging theoloog behoren te zijn.

Dit vereiste is minder vanzelfsprekend dan het op het eerste gezicht lijkt. In onze tijd staat het nadenken over genoemde praktische vragen immers onder de sterke druk van allerlei niet-theologische wetenschappen, met name van de medisch-psychiatrische en sociale wetenschappen. In vele moderne concepten die ons worden aangereikt, laat men zijn horizon op slaafse wijze door deze actuele wetenschappen en de daarin gepropageerde vaardigheden bepalen en beperken. Dit heeft tot gevolg dat men wél een modieuze leer omtrent ‘het pastoraat’ zich eigen maakt, maar niet een moderne theologie omtrent het ambt ontwikkelt. Voor het ambt als


1 Het spreken over Ambtelijke Vakken vindt plaats in navolging van A. Kuyper, die de naam Praktische Theologie als onbruikbaar afwees en in plaats daarvan het woord diaconiologie of ambtelijke vakken introduceerde (Encyclopaedie der heilige godgeleerdheid, Amsterdam 1894, II,579vv. en III,468vv.).
Voor een nadere verantwoording van het handhaven van dit spraakgebruik moge ik kortheidshalve verwijzen naar J. Douma e.a., Oriëntatie in de theologie, Groningen z.j., 146vv. en mijn Inleiding in de ambtelijke vakken, Kampen 1978, 5; De volmacht tot bediening der verzoening, Groningen 1970, 5vv. en Communicatie en ambtelijke dienst, Groningen 1976, 41vv.

|viii|

opdracht en ‘orgaan’ van God blijft in dat geval zelfs nauwelijks meer een legitieme plaats over. Men is sterk geïmponeerd door de problemen en crises van de twintigste eeuw, maar tegelijk heeft men zichzelf het zicht op de verworvenheden van de zestiende eeuw ontnomen.

Onder een moderne ambtstheologie verstaan wij een theologische ambtsleer, die de band met het reformatorische verleden niet verliest en de confrontatie met de eigen tijd niet uit de weg gaat.

Dit boek heeft een beperkte doelstelling. Binnen het raam van de opdracht om een moderne ambtstheologie te ontwikkelen, willen wij een primaire deeltaak behartigen: wij ondernemen een poging om het onmisbare contact met de leer van de reformatoren uit de zestiende eeuw te herstellen en te bevestigen. Alleen op die basis zal het o.i. mogelijk zijn om op eigentijdse wijze de gereformeerde theologie omtrent het ambt uit te bouwen met het oog op de dringende vragen van eigen tijd.

Wij hopen dat ook zij, die de opleiding tot de dienst van het Woord reeds voltooid hebben, baat zullen vinden bij de informatie, die in dit boek wordt aangereikt.