Aantekeningen bij hoofdstuk VIII

1. Zie over ‘vrouw en ambt’ uitvoeriger mijn Emancipatie en bijbel. Kommentaar uit 1 Korinthe 11 (Amsterdam 1974, 82-99). In dit boekje werd kortweg over ‘ambt in de kerk’ gesproken. In het licht van hetgeen in deze studie over Ambten in de apostolische kerk ter sprake kwam, verdient een wat nauwkeuriger formulering de voorkeur. Zolang het leerambt in de kerk een organisatorische en principiële samenhang heeft met andere diensten vanwege de ‘ambtsidee’, zijn de ambten voor de vrouw niet toegankelijk omdat aan haar het leren in de samenkomsten niet is opgedragen. Zou men echter uitgaan van een situatie waarin de lerende oudsten helpers en helpsters aanstellen in de gemeente, dan is vanuit het Nieuwe Testament duidelijk dat het verbod voor de vrouw om te leren niet betekent dat zij bij voorbaat van bepaalde georganiseerde diensten in de gemeente zou zijn uitgesloten. Deze poging om tot een voorzichtige vergelijking te komen tussen de gegevens van het Nieuwe Testament en het latere kerkrecht, onderscheidt zich principieel van hen die in feite de gegevens van de Schrift monddood maken door ze vanuit een zogenaamd centrum naar een zogenaamde rand te duwen, waar ze minder relevant worden. Een tekenend voorbeeld daarvan is te vinden in een recente publikatie. Eerst wordt daarin terecht gesteld dat het geloof in de Schrift vereist een lezen “van voren naar achteren” zodat de eenheid en richting ervan blijkt. Bijna direct daarna lezen wij echter dat wij moeten “beginnen bij het begin, het midden”. Dat midden is Jezus Christus. Vandaaruit moeten wij dan begrijpen “hoe dat midden doorwerkt tot in de verder naar buiten gelegen gebieden van de bijbel”. Zo’n verder gelegen gebied is dan bijvoorbeeld de verhouding man-vrouw. De buitengebieden worden vervolgens weggemasseerd als meer tijdbepaald. Op deze manier leest men de bijbel niet meer van voren naar achteren. Ook is te vragen wie ons de vrijheid geeft om uitspraken van apostelen te besnoeien alsof wij beter dan zij weten wat nu vanuit Jezus Christus gezien belangrijk is en wat niet. Zijn wij alleen aan Christus en niet ook aan zijn apostelen gebonden? Over het hoofd van ‘de vrouw’ heen wordt steeds opnieuw een hermeneutische strijd uitgevochten, die meer heeft te maken met de aanvaarding van de bijbel in de 20ste eeuw dan met de acceptatie van de vrouw in de kerk. (Bedoeld werd Vrouwen in de dienst. Bijbelse studie naar de diensten in de christelijke gemeente en de plaats van de vrouw daarbij. Uitgave van de Studiegroep Chr. Ger. Theologen te Utrecht, z.j. (1983) p. 14-15).