[WO-1: E4 classis
E4.1 Ten minste vier in eenzelfde regio gelegen kerken vormen een classis.
E4.2 De classis komt ten minste vier keer per jaar in vergadering bijeen.
E4.3 Uit elke kerk worden een predikant en een ouderling afgevaardigd. Waar een predikant ontbreekt, neemt een ouderling zijn plaats in.
E4.4 Predikanten die niet zijn afgevaardigd wonen de vergadering bij en hebben adviserende stem.
E4.5 In de classis ontmoeten de kerken elkaar voor onderlinge steun en advies bij het plaatselijk kerkelijk leven en zien zij op elkaar toe.
E4.6 De classis behandelt voor haar ressort de zaken als bedoeld in art. E3.3.]

[WO-2: E4 classis
E4.1 Ten minste vijf in eenzelfde regio gelegen kerken vormen een classis.
E4.2 De classiskerken komen ten minste vier keer per jaar in vergadering bijeen.
E4.3 Uit elke kerk worden een predikant en een ouderling afgevaardigd. Waar een predikant ontbreekt, neemt een ouderling zijn plaats in.
E4.4 Predikanten die niet zijn afgevaardigd wonen de vergadering bij en hebben adviserende stem.
E4.5 In de classis ontmoeten de kerken elkaar voor onderlinge steun en advies en zien zij op elkaar toe.
E4.6 De classis is verder bevoegd om te handelen over alle zaken waarvan de kerken eerder afgesproken hebben ze gezamenlijk te behartigen.]

|133|

E4 classis
E4.1 vervallen
E4.2 De kerken in een classis komen ten minste vier keer per jaar in vergadering bijeen.
E4.3 Uit elke kerk worden de predikant en een ouderling afgevaardigd. Zijn er meer predikanten aan een kerk verbonden, dan gaan zij bij toerbeurt. Waar een predikant ontbreekt, neemt een ouderling zijn plaats in.
E4.4 Predikanten die niet zijn afgevaardigd wonen zoveel mogelijk de vergadering bij en hebben adviserende stem.
E4.5 In de classis ontmoeten de kerken elkaar voor onderlinge steun en advies en zien zij op elkaar toe.
E4.6 De classis is verder bevoegd om te handelen over alle zaken waarvan de kerken eerder afgesproken hebben ze gezamenlijk te behartigen.

Toelichting E4

1. Het noemen van een minimum-aantal kerken in een classis in WO-1 (vier) en in WO-2 (vijf) heeft tot doel te bevorderen dat de classes voldoende kerkelijke bestuurskracht bezitten. Het staat dus in het teken van de versterking van de functie van de classes. Uit de reacties blijkt dat het noemen van een minimum- omvang ook weer vragen oproept: moet het minimum niet omhoog om echt aan kracht te winnen? Wat is dan het maximum? Is het de bedoeling de classes opnieuw in te delen? Het noemen van een getal heeft iets arbitrairs. Dat blijkt ook uit de verhoging van WO-1 naar WO-2. Wij laten daarom alsnog in WO-3 de minimum-omvang achterwege zonder daarmee iets af te willen doen van de voorgestane vitalisering van de classis. Daarmee vervalt E4.1.

2. Het wegvallen van de huidige PS-en maakt het overigens gemakkelijker om grotere classes te vormen. Dit is geen noodzaak, maar een mogelijkheid. Een classis beslist zelf of zij voldoende bestuurskracht heeft, of dat ze beter geheel of gedeeltelijk kan samengaan met een classis uit de buurt. Voordeel in de door deputaten voorgestelde opzet is dat de classis in dat laatste geval niet hoeft te vrezen dat ze de PS in verlegenheid brengt, omdat die dan nog uit te weinig classes zou bestaan. Zie over de PS verder bij E11.

3. Vanuit dezelfde optiek handhaven wij de frequentie van E4.2. Bij de CGK is het niet ongebruikelijk dat classes slechts tweemaal per jaar vergaderen. Er is de vraag gesteld om dat ook voor de GKv mogelijk te maken. Wij menen dat het nuttig en wenselijk is dat de kerken elkaar regelmatig in de classis blijven ontmoeten, niet alleen om besluiten te nemen, maar ook om elkaar te bevragen en met elkaar mee te leven.

4. Gevraagd is om het mogelijk te maken dat een samenwerkingsgemeente in de classis wordt vertegenwoordigd door bijvoorbeeld een CGK-ouderling. Hoewel we sympathiek staan tegenover de gedachte, menen we dat dit aspect van de samenwerkingsgemeente niet geïsoleerd kerkordelijk dient te worden vastgelegd. Deze zaak is nog in ontwikkeling. De CGK hebben er een landelijke studieopdracht aan gewijd; ook voor de GKv is de weg van een generale bezinning en uitspraak, indien gewenst, de aangewezen route.

|134|

5. Er blijft veel verzet tegen het voorschrift van E4.4 dat alle predikanten in de classisvergadering aanwezig dienen te zijn. De daarvoor aangedragen argumenten lopen nogal uiteen: de één zegt te vrezen voor dominocratie, de ander wil aan de predikanten de vrijheid laten om een minder belangrijke classisvergadering over te slaan, een derde wil de mogelijkheid hebben om helemaal geen predikant af te vaardigen, etc. De argumentatie hangt sterk samen met de beleving rond de classis: er zijn nogal wat individualistisch gestemde reacties die nut en noodzaak van de classis niet zo inzien. Of die reacties (mede) zijn beïnvloed door de opstelling van predikanten, is moeilijk traceerbaar. Wat daarvan zij, ons inziens is de classis aan een herwaardering toe. Zie ook de MvT bij WO-1. De kerken dienen te investeren in onderlinge steun en betrokkenheid. Zie E4.5. Tegenover het wegvallen van de PS als reguliere vergadering, dienen de classes zich toe te leggen op meer inhoud en kwaliteit. Van predikanten mag daarbij inzet en betrokkenheid worden verlangd, uiteraard niet om te heersen, maar om te dienen. Van wezenlijk belang is de voorbereiding door de kerkenraad, de terugkoppeling door de afgevaardigden naar de kerkenraad en de communicatie naar de gemeente. Alle drie trajecten laten nu doorgaans nogal te wensen over. Wij voegen enerzijds in E4.4 de woorden “zoveel mogelijk” in, gecombineerd met anderzijds de vermelding van de afvaardiging “bij toerbeurt” in E4.3.

6. Een aantal reacties mist bij E4 een of meer elementen die in art. 30 KO1978 de taken en dus bevoegdheid van de meerdere vergaderingen begrenzen. Wij wijzen er op dat de Werkorde per kerkelijke vergadering aangeeft welke taken deze vergadering heeft: voor de classis in E4, voor de particuliere synode nieuwe stijl in E11 en voor de generale synode in E7. Vgl. ook E2.3 (opgenomen in E3). Wat de classis betreft:
* art. 30 KO1978: “slechts zaken (...) die de kerken in haar ressort gemeenschappelijk aangaan”:
Zie E4.6 dat aangeeft dat de classiskerken eerst gezamenlijk uitmaken of iets ‘gemeenschappelijk’ is. Art. 30 KO1978 regelt dit aspect niet.
* art. 30 KO1978: “of die in de mindere vergadering niet konden worden afgehandeld”:
Voor de classis is dit slechts ten dele van toepassing. Door middel van de visitatie kan zij zich ook een oordeel vormen over plaatselijke zaken die in de kerkenraad al konden worden afgehandeld. Verder wordt bij allerlei belangrijke stappen de goedkeuring van de classis vereist. Dit wordt telkens in de KO aangegeven. Deze vermelding voorkomt overigens dat de classis eigenmachtig optreedt: haar bevoegdheid wordt per geval omschreven.
* art. 30 KO1978: “een nieuwe zaak (...) alleen in de weg van voorbereiding door de mindere vergadering”:
Zie E4.6 dat vereist dat de classis “eerder” heeft afgesproken wat zij zal behandelen. Vgl. ook E7.4c. Sommige reacties menen dat dit niet duidelijk genoeg is, maar wij zien niet in dat dit tot problemen zou leiden.


Rapport dHKO (2012)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) E63