[WO-2: B33 splitsing en samenvoeging van kerken
B33.1 Splitsing of samenvoeging van kerken vindt plaats krachtens besluit van de kerkenraad, na raadpleging van de gemeente en met goedkeuring van de classis.
B33.2 Het besluit voorziet in een regeling van alle kerkrechtelijke en eventuele statelijkrechtelijke gevolgen.]

|82|

B33 instituering, splitsing en samenvoeging van kerken
B33.1 Instituering, splitsing of samenvoeging van kerken vindt plaats krachtens besluit van de betrokken kerkenraden, na raadpleging van de gemeenten en met voorafgaande goedkeuring van de classis.
B33.2 De besluitvorming voorziet in een regeling van de gevolgen naar kerkelijk en eventueel statelijk recht.

Toelichting B33

1. Aan B33 is de instituering van kerken toegevoegd. Het artikel vervangt daarin art. 39 KO1978.

2. B33.1 houdt tekstueel nauwkeuriger rekening met het feit dat er meer kerkenraden en meer gemeenten bij betrokken (kunnen) zijn.

3. Wij kiezen in B33.1 bewust voor ‘raadpleging’ van de gemeente en verwijzen naar B28.2. Wij voegen toe dat het gaat om ‘voorafgaande’ goedkeuring van de classis.

4. B33.2 past na herformulering wat beter in ieders woordenboek. Vgl. voor ‘kerkelijk en statelijk recht’ bijvoorbeeld ook B14.3.

5. Een thema dat wij hier tot slot nog willen vermelden is dat van de gemeentestichting. Wij hebben ons afgevraagd en ook met enkele ervaringsdeskundigen gedeeld, of de Werkorde zou moeten voorzien in een specifiek kader hiervoor en zo ja, welke bepalingen dan opportuun zouden zijn. De uitkomst van dit beraad is dat het opnemen hiervan niet geïndiceerd is. Een aantal motieven speelt daarbij een rol:
a. gemeentestichting heeft vooralsnog een behoorlijk hoog experimenteel karakter en is nog onvoldoende uitgekristalliseerd om tot een functioneel KO-artikel hierover te komen;
b. het is de vraag of gemeentestichting zich wel laat ‘sturen’ en of er wel behoefte is aan een toegespitste regeling op KO-niveau naast de elementen in de KO die al vanzelf hun geldig hebben in situaties van gemeentestichting;
c. waar in de praktijk vooral behoefte aan bestaat, is (een heldere structuur van) verantwoording, begeleiding, advies, stimulans, e.d. op het niveau van de concrete projecten, meer dan aan algemene en daardoor snel te statische kaders;
d. vanuit het kerkverband wordt een belangrijke input geleverd door deputaten Ondersteuning Ontwikkeling Gemeenten (OOG), meer in het bijzonder de werkgroep gemeentestichting;
e. vanuit de verantwoordelijkheid die kerkenraden dragen voor de concrete projecten komen de ontwikkelingen daarvan ook in de classes ter sprake. De verantwoordelijkheden van kerkenraden en classes zijn in de WO voldoende geregeld.
Kortom: naar onze mening is er op Werkorde-niveau in dit stadium geen aanleiding is voor opname van enige regeling hieromtrent. Denkbaar is dat op zeker moment een gewenste regeling een plaats kan krijgen op het niveau van een generale regeling.


Rapport dHKO (2012)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) B34