Artikel 1.
Het presbyteraat.
Tot de opbouw van de gemeente als het Lichaam des Heren is aan de
ouderlingen toebetrouwd
het vergaderen van de gemeente,
de zorg dat alles in de gemeente met orde geschiedt,
het dragen van de medeverantwoordelijkheid voor de bediening des
Woords en het rechte gebruik van de sacramenten,
het samenbrengen van de gemeente rondom Woord en sacrament,
de ambtelijke tegenwoordigheid bij de kerkdiensten,
de verzorging van de stoffelijke belangen der gemeente, voorzover
niet van diaconale aard, door daartoe in het bijzonder — onder de
naam van kerkvoogd — aangewezen ouderlingen, en
zo zij daartoe geroepen worden, de leiding van de meerdere
vergaderingen der Kerk;
voorts, met de herders en leraars tezamen,
het opzicht over de gemeente;
als ook, met de herders en leraars, bezig te zijn in
de herderlijke zorg,
de catechese,
de arbeid onder hen, die van het Evangelie zijn vervreemd, en
de geestelijke vorming van de jeugd.