Artikel 10.
De benoeming tot catecheet.
De catecheet, die blijk geeft om andere redenen, dan die welke zouden leiden tot het toepassen van een bijzonder middel ter handhaving van de kerkelijke tucht, voor de verdere waarneming van zijn bediening ten enenmale ongeschikt te zijn, kan op voordracht van de raad voor de catechese door het breed moderamen der synode, de betrokken catecheet en de betrokken ambtelijke vergadering gehoord, van zijn bediening worden ontheven met inachtneming van een wachttijd van een jaar, gedurende hetwelk hij zijn salaris nog blijft ontvangen.