Artikel 14.
De centrale kerkeraad.
Het getal der leden van de centrale kerkeraad wordt in de plaatselijke regeling vastgesteld, met dien verstande, dat daarin evenveel predikanten als ouderlingen, die geen kerkvoogd zijn, zitting hebben en half zoveel diakenen en half zoveel kerkvoogden als ouderlingen, die geen kerkvoogd zijn, en wel uit elke wijkgemeente tenminste één ambtsdrager.