|1|

 

Inleiding

 

De Generale Synode der Ned. Herv. Kerk besluit de inleiding op het door haar gepubliceerde rapport „De vrouw en het ambt” aldus: „Wij roepen U op om door Uw bezinning de tijd nabij te doen komen, waarop de Kerk een verantwoorde beslissing kan nemen.” Voor deze bezinning op de plaats, die de vrouw in het leven en dienen der Kerk behoort in te nemen, wil dit boek een bijdrage zijn. De aanpak van het hier liggende probleem is niet geschied vanuit een zeker feministisch streven naar „gelijke rechten” voor de vrouw, maar vanuit een dóórdenken van de consequenties, die de door Jezus Christus aan zijn gemeente gegeven opdracht om te „dienen” heeft.

Na de nieuwtestamentische tijd, waarin mannen en vrouwen zonder onderscheid zich van hun roeping tot dienst ten volle bewust waren, is een ontwikkeling ingetreden, die langzaam maar zeker de Kerk van een lichaam, waarin ieder lied een functie heeft, transformeerde in een instituut, dat slechts door enkelen werd bestuurd, waarbij met name de vrouw naar de achtergrond geschoven werd. Zo is het eeuwenlang gebleven en ook de Reformatie heeft in deze situatie geen ingrijpende wijziging gebracht. De maatschappelijke positie der vrouw gold als een vanzelfsprekende norm voor de plaats, die zij ook in de Kerk behoorde in te nemen. Het opvallende feit, dat veel talen voor „man” en „mens” hetzelfde woord gebruiken, is een symptoom van de mannelijke signatuur, die de wereld en in navolging van haar ook de Kerk millennia lang gedragen heeft. Pas in de laatste eeuw is zich een diep ingrijpende verandering gaan voltrekken, zodat er geen profetische geest voor vereist wordt om te zeggen, dat de tijd definitief voorbij is, waarin het woord van Lamennais gold: „La femme est une fleur, qui ne donne son parfum qu’à l’ombre.” De ingetreden wijzigingen in de structuur der samenleving hebben ook de Kerk niet onberoerd gelaten. Zij gaat begrijpen, dat zij met een paar losgerukte citaten van Paulus met dit probleem niet klaar is en dat een nieuwe bezinning op de diensten, die de vrouw kan verrichten dringend nodig is. Vandaar dat in vrijwel de gehele Oecumene de bestaande tradities momenteel opnieuw worden getoetst, met vaak verrassende resultaten.

Het gaat hierbij niet alleen om het feit, dat de Kerk met de uitsluiting der vrouw uit haar „ambten” steeds meer geïsoleerd komt te staan in de moderne wereld. Dit zou een ergernis kunnen zijn, die het Evangelie haar oplegt, wanneer de Schrift nl. hiervoor doorslaggevende argumenten zou geven. Dan

|2|

zou zij, nu zij zelf sinds de Aufklärung grotendeels opgehouden heeft een cultuurvormende factor van betekenis te zijn, zich met alle macht moeten verzetten tegen een doorwerking van de veranderde maatschappelijke inzichten betreffende de vrouw binnen haar muren. Hier zijn echter ook andere, veel belangrijkere factoren in het geding. Nu de vrouw op vrijwel elk gebied getoond heeft tot belangrijke prestaties in staat te zijn, gaat de Kerk zich afvragen of en hoe zij deze mogelijkheden kan betrekken in dienst van de haar door Jezus Christus gegeven opdracht. Het moge te betreuren zijn, dat de Kerk niet is vooropgegaan en leiding heeft gegeven bij de ontwikkeling van dit proces, omdat zij uit de Schrift had kunnen weten van de volkomen gelijkwaardigheid van man en vrouw, toch is het een verheugend feit, dat zij zich thans hierop serieus wil gaan bezinnen, ook al moeten er overal nog sterke weerstanden overwonnen worden, daar ingewortelde tradities een taai leven blijken te bezitten.

Speciaal met het oog op de mogelijkheden, die een presbyteriale Kerkorde — met name die der Ned. Herv. Kerk — aan het mededienen der vrouw biedt, is deze studie geschreven. Ik heb mij hierbij zoveel mogelijk beperkt tot een principiële behandeling van de hier liggende problemen, zonder al te veel op allerlei practische en aan het onderwerp verwante kwesties in te gaan. Deze beperking, die ik zelf meermalen als een bezwaar heb aangevoeld, was nodig om de omvang van dit boek niet enkele malen te verdubbelen. Om dezelfde reden heb ik ook de discussie met de mening van anderen tot een minimum gereduceerd, zodat ik in vele gevallen slechts het resultaat van mijn onderzoek en mijn afwegen der argumenten zonder nadere motivering heb medegedeeld. Het bezwaar, dat op deze wijze die andere opvattingen te weinig aan het woord zouden komen, heb ik trachten te ondervangen door een groot aantal verwijzingen in het notenapparaat. In het eerste deel is een overzicht gegeven van de kerkelijke positie der vrouw in de loop der eeuwen, waarbij de gegevens van het N.T. een grote plaats innemen, terwijl in het tweede deel een poging wordt gedaan om de kerkordelijke plaats der vrouw te bepalen op een zodanige wijze, dat de Kerk weer ten volle kan functionneren als lichaam van Christus, waarin alle leden, mannelijke en vrouwelijke, in volledige harmonie hun dienst verrichten.