De leden dezer besturen worden benoemd door de Kerk, op de wijze,
welke verder in de verschillende hoofdstukken van dit reglement
is opgegeven.
Met uitzondering alleen van die der Kerkeraden en der Algemeene
Synode, worden deze leden benoemd voor den tijd van drie jaren.
Jaarlijks op den 1sten Januarij treedt een derde, of
zoo na mogelijk een derde, van hen af.
Geen predikant of ouderling kan lid worden van een Provinciaal
Kerkbestuur, dan na vroeger lid te zijn geweest of nog te zijn
van eenig kerkelijk collegie boven den Kerkeraad; en niemand zal
tot ouderling in een Classikaal bestuur benoemd worden, dan die
ouderling is, of geweest is bij den Kerkeraad.
Niemand kan ten zelfden tijde lid zijn van een Classikaal Bestuur
en van een Provinciaal Kerkbestuur.
Een lid van eenig Classikaal Bestuur, geroepen wordende tot een
Provinciaal Kerkbestuur, treedt, bij aanvaarding van den
benoeming, in de eerste betrekking af, en wordt door zijnen
secundus vervangen.
Ter Synode kunnen, even als de leden van het Provinciaal
Kerkbestuur, ook hunne secundi worden afgevaardigd.