4. Tucht over ambtsdragers |
|
De procedureregels van hoofdstuk IV, paragraaf 1.1 tot en met 1.8 zijn op deze paragraaf van toepassing. |
|
4.1. Afzetten of schorsen van ambtsdragers |
Ad 4.1.alg. Dat gebeurt, zoals artikel 79 van de Dordtse Kerkorde zegt, indien er sprake is van “grove zonden”. |
a. Ouderlingen en diakenen houden door afzetting op ambtsdrager te zijn. Predikanten blijven bij schorsing ambtsdrager, maar mogen hun dienstwerk tot nader order niet uitoefenen. |
Ad 4.1.a. Ouderlingen en diakenen kunnen niet, zoals een predikant, voor bepaalde tijd worden geschorst. Wel kan, zolang een ingesteld onderzoek loopt, er opschorting van ambtelijke werkzaamheden plaatsvinden. |
|114| |
|115| |
b. Een besluit tot het afzetten of schorsen van een ambtsdrager moet genomen worden door de kerkenraad samen met de kerkenraad van een naburige gemeente. De kerkenraden beraadslagen gezamenlijk en beslissen afzonderlijk over de afzetting of schorsing. |
Ad 4.1.b Is het oordeel van de twee kerkenraden niet eensluidend, dan moet de zaak voorgelegd worden aan de classis. |
c. Als een ambtsdrager censurabel is overeenkomstig de artikelen 71 tot en met 78 van de Dordtse Kerkorde, heeft volgens artikel 79 eerst afzetting of schorsing plaats. Daarna is sprake van tuchtoefening overeenkomstig de artikelen 71 tot en met 78. |
Ad 4.1.c. Artikel 79 van de Dordtse Kerkorde zegt
dat ouderlingen en diakenen bij het bedrijven van “grove
zonden terstond (...) van hun dienst zullen afgezet, maar
de dienaars opgeschort worden. Maar of zij geheel van de
dienst af te zetten zijn, zal in het oordeel der classis
staan.” |
4.2. Tucht en pastoraat na schorsing van een
predikant |
|
a. Twee speciaal voor dit doel aangewezen leden van de eigen kerkenraad vermanen de door de dubbele kerkenraad geschorste predikant. |
Ad 4.2.a. De eventueel noodzakelijke ambtelijke vermaningen blijven altijd behoren tot de taak van de betrokken kerkenraad zelf. |
b. De twee tot vermaning aangewezen kerkenraadsleden behartigen niet het pastoraat over de geschorste predikant. |
|
|116| |
|117| |
c. De kerkenraad kan het besluit nemen om zich in de pastorale verzorging te laten bijstaan door een predikant die niet bij de dubbele kerkenraad betrokken was. |
Ad 4.2.c. De medebroeder die de gecensureerde ambtsdrager bezoekt, zou als rechter gezien en gewantrouwd kunnen worden, zodat het pastorale gesprek meestal uiterst stroef verloopt en soms zelfs onmogelijk blijkt te zijn. Men durft klachten over een al of niet onrechtvaardige behandeling niet uit te spreken, omdat men bang is dat een dergelijke opmerking invloed zal hebben op het eindoordeel van de kerkenraad. De ambtsdrager die het bezoek brengt, staat voor een muur, terwijl hij toch de opdracht heeft om van hart tot hart te spreken. |
d. Degenen die de pastorale zorg over de geschorste predikant op zich namen, doen niet zonder diens toestemming mededelingen uit de pastorale gesprekken. |
|
e. Degenen die de pastorale zorg over de geschorste predikant op zich namen, zijn bevoegd om voorstellen te doen die de goede verhouding tussen de kerkenraad en de geschorste predikant zouden kunnen bevorderen. |
|
4.3. Beslissing van de classis over het al of niet
afzetten van een predikant |
|
a. Het schorsen van een predikant dient slechts om aan te geven dat de classis en niet de dubbele kerkenraad bevoegd is om te beslissen over het afzetten van predikanten. |
|
b. Indien tegen deze beslissingen van een classis appel wordt ingediend bij een particuliere synode, heeft dit een opschortende, dus vertragende werking terzake van verdere definitieve uitspraken over de status van de predikant. Dit in afwachting van een uitspraak van de particuliere synode. |
Ad 4.3.b. Uiteraard mag een predikant in deze tijd van opschorting op basis van de eerdere schorsing zijn ambt niet uitoefenen. |