|84| |
|85| |
3. Kerkelijke tucht |
|
De procedureregels van hoofdstuk IV, paragraaf 1, zijn op deze paragraaf van toepassing. |
|
3.1. Schematisch overzicht van de kerkelijke tucht |
|
Doel tucht
|
Ad. 3.1.alg. Tucht hangt samen met het woordje ‘trekken’. De Heere trekt in Zijn Woord grenzen tussen goed en kwaad. Tuchtoefening beoogt het lid van de kerk terug te trekken bij grensoverschrijdend gedrag. Het doel van tucht is dus het behoud van de zondaar. Daartoe is veel gebed nodig. |
A. Onderlinge vermaning (bij heimelijke zonden) Handelen naar Mattheüs 18:
Onderzoek door kerkenraad:
|
Ad 3.1.A. In sommige gevallen is het nodig dat de kerkenraad een voorlopige maatregel neemt, namelijk de eenvoudige afhouding van het Heilig Avondmaal. Deze maatregel is geen tuchtmaatregel, maar een maatregel van orde, die voortvloeit uit de opdracht om te waken voor de heiligheid van de Naam des Heeren en de verbondsdis. Ze biedt de kerk de mogelijkheid in alle rust een grondig onderzoek in te stellen. |
|86| |
|87| |
|
Ad 3.1.einde A. Geruime tijd bevindt het contact met de zondaar zich nog in de pastorale sfeer. Dan is er telkens sprake van vermaning. Uiteraard is het niet juist in dit stadium te spreken over de mogelijkheid van appel. Dat dient pas te gebeuren als er concreet sprake is van stille censuur. |
B. Ambtelijke vermaning Stille censuur, bestaande uit:
De stille censuur kan lang duren als er enige hoop is op berouw en betering. In een aantal gevallen is de censuur het uiterste middel. Ze kan een leven lang duren. |
Ad 3.1.einde B. Indien er sprake is van stille censuur, geldt in alle gevallen de regel dat er beter te langzaam gehandeld kan worden dan te snel. |
C. Afsnijding in trappen De afsnijding geschiedt in drie bekendmakingen en is ook een zaak van de gemeente. |
|
|88| |
|89| |
1e trap
2e trap
3e trap
|
Ad 3.1., C, 3e trap: Wanneer een lid tijdens een tuchtprocedure als lid bedankt, houdt de tuchtprocedure uiteraard op. Wel kan een kerkenraad overwegen, indien men naar een ander kerkverband overgaat, de betreffende kerkenraad vertrouwelijk en summier in te lichten. |
Mondeling en schriftelijk bij elke stap mondelinge kennisgeving met schriftelijke bevestiging aan betrokkene |
|
|90| |
|91| |
3.2. Verschil tussen heimelijke en openbare
zonden |
|
a. Heimelijke zonden zijn verborgen zonden. Ze zijn niet aan veel mensen bekend. |
Ad 3.2.a. De kerken bepaalden te Emden (1571) dat zowel de dwaling in de leer als de zonde in het leven, zolang ze nog heimelijk, dat is nog slechts aan een of aan enkele personen bekend is, maar nog geen openbare ergernis gegeven heeft, niet tot de kerkenraad mag gebracht worden (Joh. Jansen, Korte Verklaring van de kerkorde (derde vermeerderde druk), blz. 311). Zie ook artikel 73 van de Dordtse Kerkorde. |
b. Openbare zonden komen “van haar naturen wege”, dus door hun karakter openbaar. Het bekend zijn blijft niet beperkt tot één of enkele leden van de gemeente. Ze geven binnen de gemeente openbare ergernis. |
Ad 3.2.b. Deze ergernis mag niet worden verward met irritatie. Ergernis duidt erop dat een zonde een struikelblok dreigt te vormen voor anderen. Als er sprake is van ergernis, betekent dit dat ook anderen in de gemeente het aantrekkelijk kunnen vinden om het voort durende kwade te gaan navolgen. |
c. Heimelijke zonden kunnen openbaar worden, wanneer iemand doorgaat met zondigen en zich niet stoort aan de broederlijke vermaning. |
|
3.3. Onder vier ogen |
|
a. Het heimelijk vermanen wegens verborgen gebleven zonde is een voorschrift met een algemeen karakter. Het geldt voor elk lid uit de gemeente. Ieder die zijn broeder of zuster ziet zondigen, moet hem of haar bestraffen. |
Ad 3.3.a. “Bestraf hem. Dat kan zeer verschillend geschieden. Het doeltreffendste zal zijn, dat gij het niet als rechter, uit de hoogte, in drift en op harde toon, in voorgewende heiligheid en voortreffelijkheid doet, ook niet “vaderlijk”, maar “broederlijk”; en niet al den nadruk leggende op het ongelijk u aangedaan, maar op de zonde tegen God bedreven.” (J. Kok, Bijbelsche Tucht, blz. 103). |
b. Bij het reageren op heimelijke zonde door iemand te vermanen mogen in principe niet meer mensen betrokken raken dan aan wie de zonde reeds bekend was. |
|
|92| |
|93| |
c. Het vermanen wegens heimelijke zonde begint met een gesprek onder vier ogen. Dat is gebaseerd op Matthéüs 18: 15: “Ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen.” |
Ad 3.3.c. Het verband waarin het genoemde bijbelgedeelte staat, wijst op het medisch karakter van de kerkelijke tucht: gericht op het behoud van de naaste, niet heersend, wel dienend, doch tegelijk doortastend. Gericht op vergeven, behouden, redden en genezen. |
d. Indien de betrokkene niet wil luisteren naar dat onderling vermaan, dient degene die hem of haar over de zonde aanspreekt een getuige mee te nemen. Dat kan ook iemand zijn die zelf niet concreet getuige was van het bedrijven van de zonde. |
|
e. Indien de onderlinge vermaning over heimelijke zonde tekortschiet en haar doel niet bereikt, mag iemand deze zonde ter kennis brengen van de kerkenraad. |
Ad 3.3.e. “Wordt er schuld erkend en de zonde verder nagelaten, dan “hebt gij uw broeder gewonnen.” Verder is zwijgen over de zaak opdracht.” (K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 377). |
3.4. Ambtelijke vermaning |
Ad 3.4. alg. Pas nadat het persoonlijk vermanen conform Matthéüs 18 heeft plaatsgehad, kan een heimelijke zonde ter kennis gebracht worden van de kerkenraad, die vervolgens kan handelen. De kerkenraad vertegenwoordigt hierbij de gehele gemeente. Zie hiervoor ook het Formulier van bevestiging der Ouderlingen en Diakenen: “En alzo maken de dienaars des Woords en de ouderlingen te zamen een college of gezelschap, zijnde als een raad der Kerk en vertonende de gehele gemeente; waarop de Heere Christus ziet, wanneer Hij zegt: Zeg het der gemeente; hetwelk geenszins verstaan kan worden van alle lidmaten der gemeente ieder in het bijzonder, maar zeer bekwamelijk van degenen, die de gemeente, waarvan zij verkoren zijn, regeren.” |
a. Het is nodig om vermanend op te treden als iemand een heimelijke zonde ter kennis heeft gebracht van de kerkenraad. |
|
b. Een kerkenraad hoeft niet altijd te wachten tot iemand een zonde meldt. Openbare zonden die aan de kerkenraad bekend zijn, kunnen de kerkenraad eveneens tot optreden brengen. |
Ad 3.4.b. Ambtsdragers hebben immers ook persoonlijk hun plicht te verstaan. |
|94| |
|95| |
3.5. Inhoud stille censuur |
Ad 3.5. alg. De kerkenraad moet zich zelfstandig
een zo nauwkeurig mogelijk beeld vormen van de feitelijke
toedracht, opdat hij bij het licht der Schrift over dit
bijzondere geval zich een juist en gefundeerd oordeel kan
vormen. Bij dit onderzoek geldt het principe van hoor en
wederhoor, zoals omschreven bij de algemene
procedureregels in paragraaf 1. |
a. Van een lid dat onder stille censuurwordt geplaatst,
worden de rechten van het lidmaatschap opgeschort.
Diaconale en pastorale zorg blijven gehandhaafd. |
Ad 3.5.a. Als de rechten van het lidmaatschap worden opgeschort, houdt dit in dat de betrokkene geen toegang meer heeft tot de sacramenten en tot de kerkelijke ledenvergadering waar het stemrecht wordt uitgeoefend. |
b. Zolang er hoop bestaat op berouw en betering van de betrokkene, zal de stille censuur worden voortgezet. |
Ad 3.5.b. Deze stille censuur gaat vooraf aan de afsnijding met de ban (de grote ban). Het verschil tussen de stille censuur en de kerkelijke afsnijding is onder meer dat de stille censuur voor onbepaalde tijd kan doorgaan. Ze is niet aan een bepaalde termijn gebonden. |
c. Gedurende de stille censuur zoekt de kerkenraad de betrokkene steeds weer te vermanen. |
|
d. De stille censuur mag niet worden verward met de censuur waarbij sprake is van de afsnijding in trappen. |
|
e. De stille censuur moet een zaak blijven tussen de gecensureerde en de kerkenraad. Het zwijgen van het betrokken lid dient om de eer en de zaak des Heeren niet in diskrediet te brengen. |
Ad 3.5.e. Een verschil tussen de stille censuur en de afsnijding is, dat de stille censuur, die door de kerkenraad opgelegd wordt, een zaak moet blijven tussen de gecensureerde en de kerkenraad. |
|96| |
|97| |
3.6. Beter te langzaam dan te snel |
Ad 3.6.alg. Zolang er hoop is op berouw en betering van de zondaar, zal de stille vermaning worden voortgezet. Als regel wordt wel genoemd: beter te langzaam dan te snel. Voetius zegt hiervan: “De praktijk van onze kerken verkiest de langzaamheid gewoonlijk boven de snelheid en spoed, uit kracht van de hoop en de verwachting dat er van de zijde van een of ander zondaar, of van een anderen kant iets tusschenkomen zou, waardoor de publieke uitvoering en bekendmaking van de excommunicatie zou worden belet of uitgesteld” (G. Voetius, Politica Ecclesiastica, IV, 910. Geciteerd bij H. Bouwman, De Kerkelijke Tucht, blz. 224). |
a. Pas als vermaningen niet het gewenste gevolg hebben, kan de tijd aanbreken om over te gaan tot wat wel “de uiterste remedie” heet: censuur met de afsnijding in trappen. |
|
b. Er mag nooit sprake zijn van een plotseling, zonder voorafgaand vermaan en onverhoord onder censuur zetten van leden als een soort strafmaatregel. |
|
3.7. Het afsnijden in trappen |
|
3.7.1. Drie trappen |
Ad 3.7.1.alg. Bij de tweede fase van de kerkelijke censuur gaat het niet meer om het tijdelijk ontnemen van de rechten van het lidmaatschap, maar om het ontnemen van het lidmaatschap zelf: de algehele uitsluiting uit de gemeente, de excommunicatie major, of de grote ban (artikel 77 van de Dordtse Kerkorde). |
a. De drie stadia zijn bedoeld om de gemeente de gelegenheid te geven voor de gecensureerde te bidden. Terwijl deze zelf gelegenheid heeft om tot inkeer te komen. |
Ad 3.7.1.a. Trapsgewijs wordt de gemeente vermaand
om voor de gecensureerde te bidden. |
|98| |
|99| |
b. De stille censuur of kerkelijke vermaning gaat altijd vooraf aan de censuur door middel van de afsnijding, ook wel genoemd: de grote ban. |
Ad 3.7.1.b. “De grote ban wordt in drie trappen onderscheiden. Maar voordat de kerkenraad met de tuchtoefening van artikel 77 van de Dordtse Kerkorde kan beginnen, moet de stille censuur of de kerkelijke vermaning plaats gevonden hebben. Nooit mag de kerkenraad beginnen met iemand te plaatsen onder de eerste trap van de kerkelijke afsnijding, ook niet bij een zeer grove zonde. De stille censuur of de kerkelijke vermaning komt altijd eerst.” ( K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 385). |
c. De kerkenraad mag nooit iemand direct onder de eerste trap van censuur plaatsen. Zelfs niet als er sprake is van zeer grove zonden. |
|
d. De kerkenraad die een gecensureerde, zo hij of zij zich niet bekeert, zal afsnijden, mag nimmer een der in de Dordtse Kerkorde en in het vervolg aangegeven trappen overslaan. |
Ad 3.7.1.d. Bij de eerste trap wordt met droefheid mededeling gedaan vanaf de preekstoel dat een lid der gemeente in deze of die zonde gevallen is, en dat hij, door de kerkenraad daarover vermaand en zelfs afgehouden van het Heilig Avondmaal, niet van zijn zonde afstand gedaan heeft; reden waarom de kerkenraad besloten heeft die broeder of die zuster de weg tot het Heilig Avondmaal te sluiten en hem of haar te plaatsen onder de eerste trap van de kerkelijke ban. |
e. De termijn tussen de diverse openbare mededelingen van de kerkenraad aan de gemeente moet zodanig zijn dat de gecensureerde telkens tijd ontvangt om tot bezinning te komen en zich te bekeren. Een minimale termijn is twee maanden. |
|
f. De betrokkene kan in appel gaan bij de classis. |
|
3.7.2. De eerste trap |
|
b. Het inlichten van de gecensureerde kan op
verschillende wijzen geschieden: |
|
|100| |
|101| |
– indien dat niet mogelijk is, door middel van een
afvaardiging van de kerkenraad, die uit tenminste twee
broeders bestaat; |
|
c. De brief bevat behalve de aankondiging van het onder
censuur stellen tevens: |
|
d. Als de kerkenraad de eerste trap instelt, deelt hij dat tijdens de zondagse eredienst met droefheid vanaf de preekstoel mede. |
Ad 3.7.2.d. De tekst van de eerste afkondiging kan als volgt luiden: “Eerste afkondiging en vermaning. Geliefden in de Heere. De kerkenraad is in de droeve noodzakelijkheid aan de gemeente mee te delen dat een broeder (zuster) der gemeente zich heeft schuldig gemaakt aan overtreding van het ... gebod van de Wet des Heeren; en dat hij (zij), in weerwil van vele ernstige vermaningen, geen blijken van ware boetvaardigheid heeft gegeven, zodat de kerkenraad hem (haar) heeft moeten afhouden van de gemeenschap aan de tafel des Heeren. Nochtans heeft dit niet mogen leiden tot bekering, en zijn ook de voortgaande vermaningen vruchteloos gebleken. Daarom ziet de kerkenraad tot zijn diepe droefheid zich verplicht met deze broeder (zuster) verder te handelen, en, zo hij (zij) volhardt in zijn (haar) zonde, tot de afsnijding voort te varen. Thans voor de eerste maal hiervan mededeling doende, wekt hij u met de meeste ernst op voor hem (haar) gedurig te bidden, of het de Heere behagen mocht hem (haar) te brengen tot bekering.” Ontleend aan: F.L. Bos, De orde der kerk, ’s-Gravenhage, 1950, blz. 297. |
|102| |
|103| |
e. Bij het bekendmaken dat iemand onder de eerste trap van censuur werd gesteld, verzwijgt de kerkenraad de naam van de betrokkene. |
|
f. De oproep van de kerkenraad aan het adres van de gemeente om voor de gecensureerde te bidden, mag niet ontbreken. |
|
3.7.3. De tweede trap |
|
b. De kerkenraad licht de classis, die in comité vergadert, nauwgezet en zonder terughouding in over de feiten en gegevens van dit bepaalde geval. |
|
c. De classis kan een al of niet toestemmend advies geven. |
|
d. De verantwoordelijkheid voor het uitoefenen van tucht blijft geheel bij de kerkenraad. |
|
e. De kerkenraad doet na toestemmend advies van de classis een tweede mededeling vanaf de kansel. Daarin noemt hij niet alleen de zonde, maar ook de zondaar met name. |
|
|104| |
|105| |
f. De kerkenraad betracht (ook) bij de tweede bekendmaking de nodige voorzichtigheid. |
Ad 3.7.3.f. Zie de tekst van artikel 77 van de Dordtse Kerkorde. De vermaning om de zondaar aan te spreken is bedoeld voor de tweede afkondiging. Zonder het noemen van de naam kan de betrokkene immers niet door gemeenteleden worden aangesproken. De tekst van de afkondiging kan als volgt luiden: “Tweede afkondiging en vermaning. Geliefden in de Heere. De kerkenraad was reeds eenmaal in de droeve noodzakelijkheid aan de gemeente mee te delen, dat een broeder (zuster) zich heeft schuldig gemaakt aan overtreding van het ... gebod van de Wet des Heeren; en dat hij (zij) wegens zijn (haar) kennelijke onboetvaardigheid niet slechts van het heilig avondmaal is afgehouden geweest, maar dat de kerkenraad ook verder met hem (haar) had te handelen. Nu is tot hiertoe van waarachtige bekering bij deze broeder (zuster) niets gebleken, maar zijn integendeel de menigvuldige bestraffingen en vermaningen zonder gevolg gebleven. Daarom wordt met de afsnijding thans voortgevaren, en, na ingewonnen advies der classis, voor de tweede maal hiervan mededeling gedaan, thans met het noemen van de naam van de zondaar (zondares), N.N, (wonende...) Wij wekken u met de meeste ernst op hem (haar) gedurig liefderijk te vermanen en voor hem (haar) naarstig te bidden, of het de Heere behagen mocht hem (haar) tot bekering te leiden, opdat de zonde worde weggedaan met behoud van de zondaar (zondares).” Ontleend aan: F.L. Bos, De orde der kerk, ’s-Gravenhage, 1950, blz. 298. |
g. De toonzetting van de mededeling maakt duidelijk dat het de kerkenraad leed doet de gecensureerde te moeten terechtwijzen, dat de kerkenraad bewogen is met de zondaar en dat Christus Zelf in barmhartigheid aandringt op bekering. |
|
h. De kerkenraad spoort de gemeente opnieuw aan voor de gecensureerde te bidden. |
|
|106| |
|107| |
3.7.4. De derde trap |
|
b. De derde openbare mededeling is nog niet de afsnijding zelf. Er is nog steeds tijd en gelegenheid voor de gecensureerde om tot bekering en schuldbelijdenis te komen. |
Ad 3.7.4.b. Over de tijdsduur tussen deze
bekendmaking en de afsnijding zelf zegt de kerkorde
niets. De gekozen periode moet zodanig zijn dat de
gecensureerde nogmaals tijd ontvangt om tot bezinning te
komen en zich te bekeren of in appel te gaan bij de
classis. |
|108| |
|109| |
|
opdat hij (zij) zich niet tot het uiterste verharde”. Ontleend aan: F.L. Bos, De orde der kerk, ’s-Gravenhage, 1950, blz. 298. |
c. Indien de gecensureerde zich heeft beroepen op de classis, wordt de derde bekendmaking opgeschort tot na de beslissing door de classis. |
|
d. De afsnijding zelf geschiedt door het lezen van het daartoe opgesteld formulier in een openbare samenkomst. |
|
e. Het afgesneden zijn van de gemeente wil niet zeggen dat de betrokkene niet meer in de kerk mag komen om de erediensten bij te wonen. |
Ad 3.7.4.e. Door de afsnijding wordt de zondaar buiten de gemeente des Heeren gesloten en, zoals onze Catechismus zegt, “van God Zelven uit het rijk van Christus gesloten.” Hij mag uiteraard wel in de kerk blijven komen. |
3.7.5. Schuldbelijdenis |
Ad 3.7.5. alg. De volgende tekst kan bij de
schuldbelijdenis voor de kerkenraad en bij openbare
schuldbelijdenis worden gebruikt: |
a. Er kan alleen sprake zijn van schuldbelijdenis indien een zondaar of zondares zekere, dat is betrouwbare tekenen van boetvaardigheid toont. Deze tekenen van boetvaardigheid komen tot uitdrukking in schaamte en verdriet over de zonde, in een vernieuwde levenswandel en in de begeerte om schuld te belijden. |
Ad 3.7.5.a. Schuldbelijdenis kan in iedere fase van een tuchtprocedure plaatsvinden. |
|110| |
|111| |
b. Om de ernst en waarheid van de boetvaardigheid te toetsen kan de kerkenraad enige tijd laten verlopen tussen de eerste tekenen van boetvaardigheid en het daadwerkelijk laten afleggen van schuldbelijdenis. |
|
c. Doopleden zijn als leden van de gemeente aan de christelijke tucht in vermanende zin onderworpen. Indien zij verantwoordelijk geacht kunnen worden voor hun daden en in hun geweten bezwaard zijn over een bepaalde zonde, mogen ook zij schuldbelijdenis afleggen. |
|
d. Openbare zonden, die aan de gehele gemeente ergernis hebben gegeven, moeten in het openbaar worden beleden. Openbare schuldbelijdenis kan plaatshebben door de bekendmaking vanaf de kansel dat het betreffende lid van de gemeente schuldbelijdenis heeft afgelegd voor de kerkenraad. |
Ad 3.7.5.d. Openbare schuldbelijdenis kan ook
plaatshebben door de betreffende persoon tijdens de
openbare eredienst. |
3.7.6. Wederopneming |
Ad 3.7.6.alg. De afsnijding met de ban geschiedt niet met de bedoeling de zondaar voor altijd uit de gemeente te stoten, maar het is de laatste remedie om hem tot inkeer te brengen. |
a. Ten aanzien van de begeerte tot wederopneming gelden
drie voorwaarden: |
Ad 3.7.6.a. Er kan sprake zijn van zonden die samenhangen met iemands persoonlijkheidsstructuur. In dat geval dient de kerkenraad toe te zien of iemand werkelijk in staat kan worden geacht redelijkerwijze – met de hulp des Heeren – zijn ja-woord gestand te doen. |
|112| |
|113| |
b. De kerkenraad kan een proeftijd stellen om gelegenheid te geven dat de boetvaardigheid met woord en daad getoond wordt. |
|
c. Van het voornemen tot wederopneming moet eerst kennis worden gegeven aan de gemeente. Zij dient de wederopneming goed te keuren en te approberen. De gemeente krijgt gelegenheid eventuele bezwaren in te brengen. |
Ad 3.7.6.c. De afsnijding had plaats met goedkeuring van de gemeente. Ook wederopneming kan alleen met haar goedkeuring geschieden. |
3.7.7. Pastoraat en tuchtmaatregelen |
Ad 3.7.7. alg. Het is aan de kerkenraad om te bepalen op welke wijze dit pastoraat wordt vormgegeven. |