Hoofdstuk 3
1. De inrichting van de kerkdiensten zal worden vastgesteld door
de kerkeraad.
2. In deze kerkdiensten zullen gebruikt worden de
Bijbelvertaling, het psalm- en gezangboek en de liturgische
formulieren, welke door de generale synode zijn aangewezen of
vastgesteld, en zal men zich zoveel mogelijk houden aan een orde
van dienst, die door de generale synode is vastgesteld.