Hoofdstuk IV
1. De inrichting van de kerkdiensten wordt vastgesteld door de
kerkeraad.
2. In deze kerkdiensten zullen gebruikt worden de
Bijbelvertaling, het psalm- en gezangboek en de liturgische
formulieren, welke door de generale synode zijn aangewezen of
vastgesteld, en zal men zich zoveel mogelijk houden aan een orde
van dienst, welke door de generale synode is vastgesteld.