Op het eerste gezicht ligt hier alles voor de hand. Bevoegd om voor te gaan zijn natuurlijk de predikanten van de Protestantse Kerk in Nederland, inclusief de emeritus predikanten, de beroepbare predikanten (ord. 3-18-4, ord. 3-20-3, ord. 3-23-4, ord. 3-26-1; zie § 5.6) en anderen die conform ord. 3-27 de ‘bevoegdheid tot de bediening van Woord en sacramenten’ hebben behouden. Ze worden allen genoemd in ord. 5-5-1. En er zijn meer mogelijkheden. Hetzelfde lid noemt nog voorgangers die bevoegd zijn in kerkgemeenschappen waarmee de Protestantse Kerk in Nederland bijzondere betrekkingen onderhoudt, voor zover dat althans bij overeenkomst is geregeld (zie hiervoor ord. 14-4).
Ord. 5-5-3 maakt overigens duidelijk dat een kerkenraad zich dient in te spannen om een bevoegde voorganger uit te nodigen. Alleen in noodgevallen — aldus lid 4 — kan die verantwoordelijkheid incidenteel worden opgedragen aan een andere ambtsdrager of aan een of meer gemeenteleden. Maar er zijn veelal meer bevoegden beschikbaar dan alleen de predikanten; daarop betrekking heeft ord. 5-5-2 waaraan de volgende paragraaf is gewijd.