In de ordinanties is veelvuldig sprake van een kerkelijk lichaam (zie ook art. XIV-2). Onder kerkelijke lichamen worden niet alleen de ambtelijke vergaderingen verstaan, maar ook alle andere organen en colleges die in de kerkorde worden genoemd en alle vaste en tijdelijke commissies die door de kerkelijke organen en colleges zijn ingesteld.
Een (tijdelijke) restauratiecommissie die door het college van kerkrentmeesters is ingesteld, is dus evenzeer een kerkelijk lichaam als de generale synode. De raad van toezicht voor het theologisch wetenschappelijk onderwijs valt er net zo goed onder als de taakgroep eredienst van een gereformeerde kerk of de commissie jeugdwerk van een hervormde gemeente.
Het belang van deze bepaling is dat daarmee de regelingen van al deze kerkelijke organen en instanties onder de werkingssfeer van het kerkrecht worden gebracht (ord. 4-4-2): zij hebben zich bijvoorbeeld te houden aan de bepalingen met betrekking tot de besluitvorming (ord. 4-5) en zijn onderworpen aan de kerkelijke rechtspraak (ord. 12-3-1).
Ord. 4-4-3 geeft aan dat het lidmaatschap van een kerkelijk lichaam automatisch eindigt als niet langer wordt voldaan aan de kerkordelijke voorwaarden die aan dat lidmaatschap worden gesteld. Een voorbeeld: de leden van een regionaal college voor het opzicht worden benoemd uit de predikanten en ouderlingen van de betreffende regio. Als een predikant-lid verhuist naar de andere kant van het land, of als de ambtstermijn van een ouderling-lid is verstreken, vervalt daarmee automatisch hun lidmaatschap van het college (behalve natuurlijk wanneer op de ouderling ord. 3-7-3 wordt toegepast).
Ord. 4-4 geeft een brede omschrijving van kerkelijke lichamen,
zodat vrijwel alle organen of bijeenkomsten waarin kerkelijke
bevoegdheden worden uitgeoefend, daaronder vallen. Er zijn twee
uitzonderingen:
- een vergadering van stemgerechtigde gemeenteleden geldt niet
als kerkelijk lichaam; de gemeentevergadering moet veelmeer
worden beschouwd als een incidentele bijeenkomst onder leiding
van de kerkenraad;
- een stichting wordt niet als een kerkelijk lichaam beschouwd:
ze wordt geregeerd door haar eigen statuten en niet door de
kerkorde. Overigens worden aan een protestantse stichting in de
generale regeling stichtingen, art. 3, voorwaarden gesteld
waardoor een aantal kerkordelijke bepalingen op een protestantse
stichting wel van toepassing is.