|33|
De gemeente, daartoe begenadigd door de Geest, is geroepen
tot de dienst aan het Woord van God
in de prediking van het Evangelie en de viering van doop en
avondmaal in de openbare eredienst,
in de dienst van de gebeden,
in de missionaire arbeid,
in het diaconaat,
in de herderlijke zorg,
in de geestelijke vorming en ook in alle andere arbeid
tot opbouw van het lichaam van Christus (art. IV-1).
Voordat de artikelen over het ambt en de ambtelijke vergaderingen volgen, spreekt de kerkorde eerst over de gemeente. Men heeft bewust gezocht om in de volgorde de locale gemeente een duidelijke plaats te geven. De kerk bestaat uit gemeenten en gebeurt in gemeenten. De opdracht wordt dan de bestaanwijze van de gemeente te omschrijven.
Wanneer dit lid aangeeft wat de gemeente doet, staat dat in de context van het geroepen zijn. Al wat zij doet, is antwoord en wanneer we vragen hoe dit antwoord gegeven kan worden, wordt erop gewezen dat de gemeente daartoe begenadigd wordt door de Geest. De gemeente kan haar roeping vervullen, omdat de Geest haar bezielt. Hij schenkt de gaven voor de opgaven. De gemeente wordt door de Geest vrijgemaakt tot de dienst aan het Woord van God. Alles wat de gemeente doet, is dienst aan het Woord van God. Het is God die spreekt en daarop wordt geantwoord. Bij de invulling van deze dienst wordt genoemd wat tot hel leven en werken van de gemeente behoort. Het gewicht van elke taak afzonderlijk wordt beklemtoond met ‘in’. De volgorde wijst vooruit naar volgende artikelen. De opsomming is niet uitputtend. Niet alles kan worden genoemd. Er zijn vele leden betrokken bij de gemeente en de verscheidenheid aan activiteiten is groot, maar alles is verenigd in Christus als het hoofd van zijn gemeente. De gemeente is in de plaats waar zij leeft geroepen en gezonden tot opbouw van het lichaam van Christus.
Alle leden van de gemeente zijn geroepen en gerechtigd hun gaven aan te wenden tot vervulling van de opdracht die Christus aan de gemeente geeft (art. IV-2).
In dit lid komen we bij de leden van de gemeente. Voor er gesproken wordt over het ambt en de ambtelijke vergaderingen, noemt de kerkorde hen om aan te geven hoe mensen in de gemeente gezegend worden om een dienst op zich te nemen. De leden van de gemeente vormen samen een lichaam en allen hebben
|34|
gaven ontvangen voor de vervulling van de opdracht die Christus aan de gemeente geeft. Omdat ieder lid verschillend is, krijgt ieder wat hij nodig heeft. Het charisma geeft de leden een eigen plaats om deel te kunnen nemen aan het leven van de gemeente. In deze verscheidenheid is liefde de norm voor het functioneren van de gaven en de bron voor de vruchten van de Geest. De gaven worden gegeven tot welzijn van allen. Begiftigd zijn met gaven voert dan ook tot overgave aan de gemeenschap. Door één Geest zijn we allen tot één lichaam gedoopt. Zo worden we op een menselijke manier ingeschakeld en kan ieder, zonder overvraagd te worden, meedoen en een plaats vinden. Leden die gaven hebben ontvangen, zijn geroepen en gerechtigd deze te gebruiken. Dit recht wordt uiteraard uitgeoefend binnen het raam van de afspraken die in deze kerkorde zijn vastgesteld op een wijze die past bij de gemeente waartoe men behoort.
De gemeente geeft gehoor aan haar roeping door onder leiding van de kerkenraad de samenhang in haar leven en werken te bevorderen en alles te richten op de lofprijzing van de Naam des Heren en de dienst in de wereld (art. IV-3).
Dit derde lid is het logische vervolg van het vorige lid. Wanneer er vele leden met gaven zijn en de gemeente een lichaam is, moet er sprake zijn van samenhang. Hiermee wordt de gemeenteopbouw gefundeerd. De kerkenraad integreert, coördineert en brengt eenheid aan. De gemeente zelf is het onderwerp van de gemeenteopbouw. Haar taak is ook haar zaak. De kerkenraad geeft de roeping aan en dient het besef waar het nu eigenlijk om gaat, wat het hart van de zaak is, levend te houden. Daarmee is dan tegelijk de stijl van leidinggeven getypeerd. Het ambt is er niet om de roeping van de gelovige over te nemen, maar om die aan te geven. Naast de samenhang is het andere brandpunt in de gemeenteopbouw de doelgerichtheid. Om de richting die de gemeente heeft te gaan in beeld te krijgen, kan men haar vergelijken met een ellips met twee brandpunten: de lofprijzing van de Naam van de Heer en de dienst in de wereld. Begenadigd door de Geest is er liefde tot God en de naaste. Dit plaatst ons voor de vragen in hoeverre de levensstijl van de gemeente daardoor gekenmerkt is en of in het leven en werken van de gemeente herkenbaar is wat in het Koninkrijk van God liefde en vrede en recht is. Is de gemeente een teken van de aanwezigheid van Christus onder de mensen? Hier ligt de grote uitdaging tot vernieuwing van de gemeente om toe te groeien naar Hem die ons Hoofd is.
Uit dit artikel blijkt dat gemeenteopbouw niet gezien wordt als een naar binnen gerichte aandacht. De belofte van de Geest werd gegeven opdat de gemeente als een helende gemeenschap een macht ten goede in de samenleving zou zijn. Missionaire arbeid en diaconale inzet zijn evenmin als pastorale aandacht activiteiten naast gemeenteopbouw, maar behoren wezenlijk tot de kwaliteit van het gemeente-zijn met de eredienst als centrum.
|35|
Door de plaatsing van de artikelen III en IV over de gemeenten voorafgaand aan de artikelen V en VI over het ambt en de ambtelijke vergaderingen wordt duidelijk zichtbaar dat binnen de presbyteriaal-synodale traditie een zwaar accent is gelegd op de gemeente. De gemeente en de gemeenteleden zijn het subject van de gemeenteopbouw. Dit betekent echter niet dat gekozen is voor een congregationalistisch model, waarbij het gemeenteberaad de leiding heeft. In art. IV-3 wordt deze verantwoordelijkheid met zoveel woorden bij de kerkenraad gelegd. De wijze waarop de verhouding van ambt en gemeente in art. V wordt getypeerd en de manier waarop in art. VI de leiding in de kerk wordt verwoord, laat zien dat de Protestantse Kerk in Nederland staat in de presbyteriaal-synodale traditie.