|69|
De ordinanties (art. XVII)
1. De orde van de kerk wordt nader geregeld bij of krachtens
ordinantie.
2. Een ordinantie wordt vastgesteld of gewijzigd door de generale
synode.
3. Een voorstel tot vaststelling van of wijziging in een
ordinantie kan worden ingediend, hetzij door een classicale
vergadering, door de evangelisch-lutherse synode of door een
orgaan van bijstand van de generale synode, hetzij in de generale
synode zelf.
Tot het indienen van een dergelijk voorstel kan door de
classicale vergadering, de evangelisch-lutherse synode of het
orgaan van bijstand van de generale synode echter niet worden
besloten in dezelfde bijeenkomst als die waarin het voorstel werd
gedaan.
4. Nadat de generale synode een ordinantie of een wijziging in
een ordinantie in eerste lezing heeft vastgesteld, legt zij deze
voor aan de kerkenraden ter consideratie door de classicale
vergaderingen en door de evangelisch-lutherse synode.
5. Daarna kan de generale synode de desbetreffende ordinantie of
wijziging in een ordinantie definitief vaststellen.
Wijziging in de kerkorde (art. XVIII)
1. Wijzigingen in de kerkorde worden aangebracht door de generale
synode.
2. Een voorstel tot een wijziging in de kerkorde kan worden
ingediend, hetzij door een classicale vergadering of door de
evangelisch-lutherse synode, hetzij in de generale synode
zelf.
Tot het indienen van een dergelijk voorstel kan door de
classicale vergadering of de evangelisch-lutherse synode echter
niet worden besloten in dezelfde bijeenkomst als die waarin het
voorstel werd gedaan.
3. Een wijziging in de kerkorde betreffende de
evangelisch-lutherse gemeenten en de evangelisch-lutherse synode
kan eerst in eerste lezing worden vastgesteld na instemmend
advies van de evangelisch-lutherse synode.
4. Nadat de generale synode een wijziging in de kerkorde in
eerste lezing heeft vastgesteld, legt zij deze voor aan de
kerkenraden ter consideratie door de classicale vergaderingen en
door de evangelisch-lutherse synode.
5. Daarna kan de generale synode de wijziging in de kerkorde
definitief vaststellen, waartoe een meerderheid van twee derde
van de uitgebrachte geldige stemmen vereist is.
De orde van de kerk in tijden van nood (art. XIX)
1. Indien en voor zover buitengewone omstandigheden van land en
volk het normaal functioneren van het leven van de kerk
onmogelijk maken, treffen de daarvoor in aanmerking komende
lichamen van de kerk of hun leden de door
|70|
de omstandigheden tijdelijk geboden, van de orde van de kerk afwijkende maatregelen.
De drie slotartikelen van de kerkorde handelen over de orde van de kerk. Elke vorm van samenleven vraagt om een zekere ordening. Voor de gemeenschap van de kerk is dat niet anders. Christus is het Hoofd van de Kerk en de gemeente wordt begenadigd door de Geest. Dit houdt in dat het er menselijk aan toe gaat. De vraag is dus hoe het leven en werken van gemeente en kerk met orde kan geschieden. Kerkorde en ordinanties zijn middelen die dienstbaar willen zijn aan een goed functioneren. De regelingen zijn in gezamenlijk overleg ontworpen voor de hele kerkgemeenschap, zodat we samen weten waarop wij aanspreekbaar zijn en waar wij elkaar aan kunnen houden.
Het woord ‘ordinanties’ is door de geschiedenis geijkt als een praktische uitwerking van zaken die in de kerkorde worden genoemd. De bepalingen waarin de in de kerkorde genoemde terreinen nader worden geregeld en geconcretiseerd, worden gerangschikt in hoofdstukken en deze hoofdstukken worden ‘ordinanties’ genoemd. Heel precies wordt gesteld dat de orde van de kerk nader wordt geregeld ‘bij of krachtens ordinantie’. ‘Bij’ houdt in dat bepalingen over de orde van de kerk in de ordinanties zijn opgenomen. ‘Krachtens’ wil zeggen dat regelingen kunnen worden ontworpen die uitwerking zijn van wat in de ordinanties is bepaald. Men kan hierbij denken aan de generale regelingen en overgangsbepalingen, maar ook aan de eigen regelingen die worden vastgesteld door de meerdere vergaderingen en aan de plaatselijke regelingen. Met de formulering ‘bij of krachtens ordinantie’ worden deze regelingen gebonden aan hetgeen in de kerkorde en de ordinanties is bepaald (ord. 4-4-2).
Bij de ambtelijke vergaderingen die een voorstel tot vaststelling of wijziging van de kerkorde of de ordinanties kunnen indienen, wordt de kerkenraad niet genoemd. Kerkenraden hebben de mogelijkheid via de door hen afgevaardigde ambtsdragers een voorstel in te dienen bij de classicale vergadering. Een dergelijk voorstel dient over voldoende draagvlak te beschikken. Wanneer dit het geval is, dient de classicale vergadering het voorstel in. Opgemerkt wordt dat over een voorstel dat wordt ingediend niet in dezelfde vergadering in besluitvormende zin kan worden gehandeld. Ten behoeve van een verantwoorde besluitvorming wordt een zekere vertraging ingebouwd.
Na de vaststelling of wijziging van een ordinantiebepaling in eerste lezing legt de generale synode deze voor aan de kerkenraden. De overwegingen van de kerkenraden worden ingebracht in de classicale vergadering, waarna de gemeenschappelijke consideraties van de classicale vergadering aan de generale synode worden aangeboden. De classicale vergadering en de evangelisch-lutherse synode zijn de considererende vergaderingen. In de tweede lezing vindt de definitieve vaststelling of wijziging plaats door de generale synode (zie § 6.5.1).
|71|
De eerste beide leden van art. XVIII lopen parallel aan art. XVII-2 en 3.
In lid 3 wordt een uitzondering gemaakt, wanneer een voorstel tot wijziging in de kerkorde de evangelisch-lutherse gemeenten en/of de evangelisch-lutherse synode betreft. De eerste lezing kan dan pas worden vastgesteld na instemmend advies van de evangelisch-lutherse synode. Deze bepaling vloeit voort uit de noodzakelijk eigen positie van de lutheranen binnen de Protestantse Kerk in Nederland. Het gaat daarin om het bewaren en vruchtbaar maken van de lutherse traditie die bij bepaalde zaken concreet in het geding kan zijn. Lid 4 loopt weer parallel aan art. XVII-4.
Een definitieve wijziging in de kerkorde vereist in de generale synode een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte geldige stemmen. Daarmee wordt aangegeven hoe belangrijk het is dat voor wijziging in de kerkorde een breed draagvlak in de kerk bestaat.
De kerkorde sluit af met een bijzondere bepaling voor het geval buitengewone omstandigheden van land en volk het normaal functioneren van de kerk onmogelijk maken. Art. XIX is geformuleerd met het oog op tijden van nood in bijvoorbeeld een oorlogssituatie of bij een ingrijpende ramp. Deze buitengewone omstandigheden zijn niet te voorzien en kunnen dus niet in een artikel worden geregeld. Er wordt met dit artikel een opening gegeven, waardoor de kerk in evidente gevallen bevoegd is naar bevind van zaken te handelen. De bepaling maakt het zelfs mogelijk, wanneer de kerk door uitzonderlijke omstandigheden niet in haar ambtelijke vergaderingen kan bijeenkomen, dat ambtsdragers of gemeenteleden zelf hun verantwoordelijkheid nemen en handelend optreden.