De visie van de kerk kan niet worden losgemaakt van haar missie. De kerk ontleent haar identiteit aan haar missie. Art. I laat zien wie de kerk is, geeft aan waar zij uit leeft, wat haar beweegt en kan beschouwd worden als bepalend voor haar identiteit. Zo kernachtig mogelijk wordt de grondslag beschreven. Centraal staat in het eerste artikel het Woord dat vol is van de Geest en de kerk draagt.
Uit het eerste artikel is af te leiden dat we te maken hebben met een kerk die zichzelf verstaat als een eenheid. In de eenheid van de kerk gaat het ten diepste om de eenheid uit Johannes 17 waar Jezus bidt voor de eenheid van allen die geloven: ‘Opdat de wereld erkent dat Gij Mij gezonden hebt.’ De gemeente wordt betrokken in de eenheid van Jezus met God. Fundamenteel voor deze eenheid is het meegenomen worden in het gebed van de Heer. Het geheim van die eenheid is dat de liefde waarmee de Vader de Zoon liefheeft in de gelovigen is en de Heer zelf door zijn Geest in hen woont. Eenheid is een genade die wij ontvangen in verbondenheid met de drie-enige God.
Wanneer wij het begin van de eenheid zoeken in het gebed, is het vervolg dat we het begin van gemeenschappelijk geloven zoeken in het horen. Geloven is luisterend leven met het Woord van God. Het horen van het Woord is vol van de Geest. In het samen horen sticht de Geest saamhorigheid. In deze context schenkt Hij de gaven om de eenheid te bewaren en het welzijn van allen te dienen. Eenheid is geen doel in zichzelf. Het doel is dat de wereld erkent dat God Jezus heeft gezonden als redder. De verkondiging van Jezus Christus als de weg, de waarheid en het leven vraagt om eenheid. Het leven in eenheid is een aspect van het wandelen in de waarheid. Nu is eenheid met elkaar niet minder een wonder dan de eenheid met de Heer. Gemeente-zijn is samen horen, geestgenoten worden. Wij ontmoeten elkaar binnen de gemeente als gedoopten rond de Tafel van de Heer. Samen vormen de leden met hun verscheidenheid een lichaam dat in de wereld kan functioneren.