De kerk is bij haar getuigenis in woord en daad gehouden om zich te bewegen in de weg van haar belijden (art. I-9).
Art. I buigt in dit lid terug naar het belijden. Het belijden is te zien als een weg lussen verleden en toekomst, tussen traditie en voortgang. Leven is altijd in beweging zijn. Er is ons het nodige meegegeven voor onderweg. Niet om te verklaren dat onze zekerheden berusten op tijdloze waarheden, maar om drinkend uit dezelfde bron van Gods trouw koers te houden. Gedragen door het voorgeslacht geven we door aan het nageslacht. We bewegen ons in de weg van het belijden: zoekend, vragend, horend. Want we weten hoe stuurloos we kunnen worden wanneer er geen richting gewezen wordt. En dat wil het belijden: ons met het getuigenis in woord en daad gidsen over de markt van geloofsvoorstellingen en wereldbeschouwingen.
De kerk en al haar leden zijn geroepen het belijden te toetsen bij het licht van de Heilige Schrift (art. I-10)
Het belijden van de kerk mag niet degraderen tot een museumstuk dat we als een vergeeld document bewaren. Wanneer wij ons in woord en daad bewegen in de weg van het belijden, kunnen er vragen ten aanzien van het belijden opkomen. De kerkorde opent de mogelijkheid het belijden kritisch tegen het licht van de Heilige Schrift te houden. Het Woord van God staat boven het belijden en als bron en norm verhindert het dat de belijdenisgeschriften verabsoluteerd worden. Alle leden zijn geroepen de intentie van het belijden te toetsen, maar omdat het heel de kerk raakt, gaan we er niet individualistisch mee om. De procedurele uitwerking voor het indienen van een gravamen (een bezwaar inzake het belijden) is te vinden in ord. 1-5.
|28|
De kerk weert wat haar belijden weerspreekt (art. I-11)
Art. I eindigt met enkele krachtige zinnen. Op de kruispunten van evangelie en cultuur zal de kerk getuigend weren wat haar belijden weerspreekt. De disciplinaire grens wordt hier eenvoudig en kort gesteld. In de eerste plaats zal de kerk zichzelf kritisch onder de loep hebben te nemen. Bewegen wij ons op de weg van hen die christen genoemd worden? Hoe ligt de relatie tot wat in het voorgaande van dit eerste artikel beleden wordt? Daarbij mag de confrontatie met meningen binnen de kerk of die van buiten op haar afkomen, niet uit de weg worden gegaan. Zoals het lichaam weert wat slecht is, weert de kerk wat haar wegtrekt uit de verbondenheid met Christus. Een lichaam kan veel verdragen, maar niet alles. De verdraagzaamheid heeft een grens waar de essentie van het belijden weersproken wordt.