Levend uit Gods genade in Jezus Christus vervult de kerk de opdracht van haar Heer om het Woord te horen en te verkondigen (art. I-2).
Art. I-2 is een sterk preambulaire opening. Genade is wat God ons in Christus geeft. Daarvan leeft de kerk. Broos en kwetsbaar als zij is, heeft zij geen bestaan in zichzelf en kan geen eigen program aanbieden. Gods genade gaat aan alles vooraf. Alleen in deze stroom kan de kerk het Woord horen en verkondigen. Het leven hangt aan het toegesproken worden en daaraan beantwoordt het horen. Het horen van het Woord is het fundamenteel grondleggend uitgangspunt voor ons weten, vertrouwen en handelen. Dit Woord draagt de kerk. Zij staat onder het beslag van het Woord en wordt eraan gemeten. De kerk is schepping van het Woord. Dat haar steeds weer het oor gewekt wordt voor het Woord, is genade. Dit Woord vol van de Geest, vol daadkracht, geschiedt in ons midden en wekt op tot horen en verkondigen. Zoals aan horen het doen beantwoordt, roept de verkondiging de dienst op.