7a Fusie en splitsing van kerkgenootschappen
2004
|137|
L.C. van Drimmelen
In dit hoofdstuk gaat het om meer dan fusie en splitsing. Ook oprichting, omzetting en opheffing passeren de revue. Hier en daar wordt kortheidshalve alleen over fusie en splitsing gesproken terwijl tevens aan oprichting, omzetting en opheffing gedacht moet worden.
Daarbij dient opgemerkt dat dit hoofdstuk niet alleen gaat over kerkgenootschappen, maar ook over zelfstandige onderdelen van kerkgenootschappen en lichamen waarin kerkgenootschappen zijn verenigd.
Het is niet eenvoudig scherp in beeld te krijgen hoe een en ander in zijn werk gaat. Niet alleen omdat de regels voor fusie en splitsing van rechtspersonen in het Burgerlijk Wetboek niet geschreven zijn voor kerkgenootschappen, maar ook omdat aan elke rechtshandeling in deze sfeer een besluit van een kerkelijk orgaan ten grondslag ligt en de daarbij behorende procedure in elke kerkgemeenschap weer anders verloopt.
Daarom worden hier de meest relevante bepalingen uit drie verschillende kerkordes met betrekking tot fusie en splitsing van kerkelijke rechtspersonen gegeven met zonodig een korte uitleg. Vervolgens wordt ingegaan op de burgerrechtelijke aspecten van deze procedures waarbij de vraag aan de orde komt of een besluit van een kerkelijk orgaan tot fusie of splitsing enzovoort van een kerkelijke rechtspersoon metterdaad ook het beoogde burgerrechtelijk effect heeft. Maar minstens zo intrigerend is de vraag hoe fusie en splitsing van een geloofsgemeenschap binnen geloofsgemeenschappen wordt beleefd. Met het beantwoorden van de laatste vraag begin ik.
|138|
De Kerk, waar Christus van spreekt1 en die wij noemen in de Apostolische Geloofsbelijdenis,2 treedt zintuiglijk waarneembaar aan den dag in de veelheid van christelijke geloofsgemeenschappen, kerken, parochies en gemeenten, die wij kunnen vinden in het telefoonboek.
Intussen gaat het allemaal om dezelfde kerk, het is één kerk, dé Kerk,3 de zichtbare verschijningsvorm van de Kerk van Christus, waarvan Hij de Opperherder is.4
Deze zintuiglijk waarneembare en door mensen van vlees en bloed gevormde kerk is een precarious organisation;5 de Heer van de Kerk heeft de schat van het Evangelie toevertrouwd aan aarden vaten.6
Deze Kerk maakt in de loop der eeuwen haar eigen geschiedenis door. Deze geschiedenis lijkt vooral een geschiedenis van strijd. Strijd tegen vervolging, tegen de verleiding van andere religies, tegen ketterij binnen de kerk, tegen onderlinge verdeeldheid en tegen geloofsafval.
Tegelijk is het een geschiedenis van uitbreiding en inkrimping, van bloei en verval, van het stichten van nieuwe gemeenten, van splitsing en scheuring, van elkaar vinden en samenvoeging en ook van opheffing van gemeenten vanwege secularisatie of gewoon naar aanleiding van demografische ontwikkelingen. En dat, zonder dat het als zodanig aan het voortbestaan van de Kerk en aan de eenheid in Christus afbreuk doet. Want deze eenheid wordt niet gemaakt door fusie en niet gebroken door splitsing en scheuring, maar door de wijze waarop de volgelingen van de éne Heer met elkaar omgaan.
Om een overzicht te krijgen over het onderwerp van dit hoofdstuk
dienen de volgende onderscheidingen te worden gemaakt:
1 We hebben te maken met:
- Landelijke kerkgenootschappen, zoals de Rooms-Katholieke
Kerkprovincie in Nederland, de Nederlandse Hervormde Kerk en de
Protestantse Kerk in Nederland;
1 Mattheüs 16 vs 18.
2 Apostolische Geloofsbelijdenis, art. 9: Credo sanctam
catholicam ecclesiam, Ik geloofde heilige Katholieke Kerk.
3 Hans Küng, Die Kirche, Freiburg 1968-4, p. 37-54.
4 Kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland, art. I, lid
1.
5 De titel van de dissertatie van Mady A. Thung, The
Precarious Organisation, Den Haag 1976.
6 II Corinthiërs 4 vs 7.
|139|
- zelfstandige onderdelen van deze kerkgenootschappen, zoals
Rooms-Katholieke parochies, hervormde gemeenten, gemeenten die
behoren tot de Protestantse Kerk in Nederland, parochiële
caritasinstellingen, de diaconieën van hervormde en protestantse
gemeenten;
- kerkgenootschappen die slechts uit één gemeente bestaan, zoals
gereformeerde kerken, vrije evangelische gemeenten,
baptistengemeenten en andere vrije gemeenten;
- lichamen waarin de laatstgenoemde kerkgenootschappen zich
hebben verenigd, zoals de Gereformeerde Kerken in Nederland, de
Remonstrantse Broederschap, de Unie van Baptistengemeenten.
2 Al deze kerkelijke rechtspersonen hebben in hun geschiedenis te
maken met:
- oprichting, vorming, instituering, stichting;
- deling, splitsing, afscheiding, scheuring;
- omvorming, verandering van structuur, omzetting;
- samengaan, samenvoeging, vereniging;
- opheffing, verdwijning, teniet gaan.
Bij al deze gebeurtenissen vallen de kerkrechtelijke en de civielrechtelijke realiteit niet steeds samen.
Elke christelijke geloofsgemeenschap leeft in de overtuiging dat haar begin ligt in de ene oorspronkelijke ongedeelde kerk waarover het Nieuwe Testament vertelt en dat zij zal blijven voortbestaan tot het einde der tijden. Daarom zijn oprichting en opheffing nooit ècht aan de orde. Fusie houdt volgens de definitie van art. 308 Boek 2 BW het verdwijnen van de fuserende rechtspersonen in en het ontstaan van één nieuwe rechtspersoon. Kerkrechtelijk worden in de verenigde kerk de zich verenigende kerken voortgezet.7
De zich verenigende kerken worden dus niet opgeheven en de verenigde kerk is niet iets nieuws. Wanneer paragraaf 2 van c. 515 CIC spreekt over oprichten, veranderen en opheffen van parochies worden fusie en splitsing niet vergeten, want oprichting van een nieuwe parochie is in wezen splitsing van een te grote parochie en opheffen van een parochie gebeurt door die samen te voegen met een andere parochie.
Bij het bestuderen van de kerkrechtelijke regels inzake fusie en splitsing van kerkelijke rechtspersonen hebben we dus niet alleen te maken met een andere realiteit maar ook met een andere gedachtegang en een andere terminologie. Dat moeten we bedenken als wij gaan bezien wat de verschillende kerkorden
7 Art. II, lid 1, PKO.
|140|
bepalen inzake het fuseren en splitsen van kerken, parochies, gemeenten, zelfstandige onderdelen en kerkverbanden.
In de eerste plaats geven wij hier de meest relevante bepaling
uit de Codex Iuris Canonici van de Rooms-Katholieke Kerk
weer, waaruit het episcopaal-hiërarchische karakter8
van deze kerk blijkt
CIC, c. 515, paragraaf 2:
2 Parochies oprichten, opheffen of deze veranderen, komt alleen aan de diocesane Bisschop toe, die geen parochies mag oprichten, opheffen of deze in belangrijke mate veranderen, tenzij na de priesterraad gehoord te hebben.
CIC, c. 373:
Alleen het hoogste gezag komt het toe particuliere Kerken op te richten; eenmaal opgericht zijnde, bezitten zij van rechtswege rechtspersoonlijkheid.
Voor het presbyteriaal-synodale kerktype bezien we de kerkorde
van de Protestantse Kerk in Nederland. De belangrijkste
bepalingen ter zake zijn:
PKO, Ord. 2-12-1, 2, 4:
1 Een protestantse gemeente wordt gevormd door vereniging van
twee of meer tot de kerk behorende gemeenten, waarvan het gebied
geheel of gedeeltelijk samenvalt.
2 Een besluit tot vereniging wordt genomen door de kerkenraden
van de betrokken gemeenten, nadat de leden van de gemeenten
daarin gekend en daarover gehoord zijn.
4 Vereniging van twee of meer gemeenten tot een protestantse
gemeente kan alleen plaatsvinden met medewerking en goedvinden
van de classicale vergadering.
8 Zie over typen van kerkelijke organisatie, hoofdstuk 10.
|141|
PKO, Ord. 2-13-1:
1 De vorming van een nieuwe gemeente geschiedt — hetzij op verzoek van belanghebbende leden van de kerk, die in een bepaald gebied woonachtig zijn, hetzij op verzoek van een of meer kerkenraden van de betrokken gemeente — door de classicale vergadering.
PKO, Ord. 2-14-1:
1 Twee of meer aangrenzende gemeenten dan wel twee of meer gemeenten die in eenzelfde gebied gelegen zijn, waaronder ten minste een gemeente van bijzondere aard, kunnen — op verzoek van de kerkenraden van de betrokken gemeenten en nadat de leden van de betreffende gemeenten gelegenheid hebben gekregen hun oordeel kenbaar te maken — door de classicale vergadering worden samengevoegd tot een nieuwe gemeente.
PKO, Ord. 2-20-1:
1 De gemeenten worden samengebracht in classes en de classes in regionale verbanden door de kleine synode.
PKO, Ord. 14-6-1, 2:
1 Wanneer de Protestantse Kerk in Nederland met een andere
kerk in Nederland of daarbuiten, waarmee eenheid of verwantschap
bestaat in geloof en kerkorde, tot vereniging wil komen, ontwerpt
ze daartoe bij ordinantie vast te stellen regels en brengt ze de
noodzakelijke wijzigingen in de ordinanties aan volgens het
bepaalde in artikel XVII van de kerkorde.
2 Een besluit tot vereniging wordt, na vaststelling in eerste
lezing door de generale synode, ter consideratie door de
classicale vergaderingen aan de kerkenraden toegezonden. Na de
behandeling van de consideraties van de classicale vergaderingen
vindt in de generale synode de vaststelling in tweede lezing en
de eindstemming plaats over het besluit tot vereniging.
Voor het besluit tot vereniging is bij de eindstemming een
meerderheid vereist van ten minste tweederde van de uitgebrachte
geldige stemmen.
|142|
Kenmerkend voor deze regelingen is, dat de beslissing over fusie en splitsing van een zelfstandig onderdeel van de kerk wordt genomen door de naastvolgende meerdere vergadering. Dat is in het geval van fusie of splitsing van gemeenten de betreffende classicale vergadering en in het geval van fusie of splitsing van een classis de (kleine) synode.
Tevens valt op te merken dat de kerkorde van de protestantse kerken in Nederland regels kent met betrekking tot vereniging met andere kerken in Nederland of daarbuiten. De CIC kent een dergelijke regel niet omdat de Rooms-Katholieke Kerk de apostolische volheid heeft waarbij andere kerkformaties zich alleen maar kunnen aansluiten.
Ook de Gereformeerde Kerken in Nederland zijn van het
presbyteriaal-synodale type, maar zij staan tegelijkertijd model
voor al die kerkgemeenschappen die het woord ‘gereformeerd’ in
hun naam dragen. Daarbij zijn in principe de plaatselijke
gemeenten kerkgenootschappen en is het landelijk kerkverband een
lichaam waarin de plaatselijke kerken zijn verenigd.9
Kenmerkend voor de procedure van fusie en splitsing enzovoort is
dat de beslissing daarover wordt genomen door een orgaan van een
betreffend kerkelijk lichaam zélf; de naast-volgende meerdere
vergadering heeft alleen maar te bezien wat de gevolgen van de
fusie of splitsing zijn voor andere plaatselijke kerken of voor
andere (bovenplaatselijke) kerkelijke lichamen en of deze
gevolgen aanvaardbaar zijn. De kerkorde heeft de materie als
volgt geregeld:
GKO, art. 42:
1 Wanneer ter instituering van een kerk een kerkenraad wordt
ingesteld, gebeurt dit niet dan met medewerking en goedvinden van
de classis.
2 De kerkenraad is bevoegd te besluiten tot splitsing van de
kerk, tot samenvoeging van de kerk met een of meer andere kerken
of tot opheffing van de kerk. Hij zal een dergelijk besluit niet
nemen zonder vooraf de gemeente erin gekend en er over gehoord te
hebben.
3 Splitsing, samenvoeging en opheffing van kerken kunnen alleen
plaatsvinden met medewerking en goedvinden van de classis.
GKO, art. 49:
1 Het ressort van een classis wordt gevormd door ten minste zes in elkanders nabijheid gelegen kerken.
9 Zie hierover paragraaf 6.1.
|143|
2 Indien het aantal kerken meer dan twintig bedraagt, zal, en
indien het meer dan twaalf bedraagt, kan, tot splitsing van het
ressort van de classis worden overgegaan.10
3 Splitsing van het ressort van de classis en wijziging in
zijn omvang kunnen niet tot stand komen zonder medewerking en
goedvinden van de particuliere synode.
GKO, art. 53:
1 Het ressort van een particuliere synode wordt gevormd door
de kerken van ten minste drie in elkanders nabijheid gelegen
classes.
2 Indien het aantal classicale ressorten meer den zes bedraagt,
kan tot splitsing van het ressort van een particuliere synode
worden overgegaan.
3 Splitsing van het ressort van een particuliere synode en
wijziging in zijn omvang kunnen niet tot stand komen zonder
medewerking en goedvinden van de generale synode.
GKO, art. 128, lid 1:
1 Met kerken en groepen van gereformeerde belijdenis en kerkregering in Nederland zullen betrekkingen aangeknoopt en onderhouden worden in het belang van herstel van de eenheid.
Statuten van kerkverbanden van het congregationeel-independente type worden voor dit hoofdstuk niet gebruikt, omdat het independente juist met zich meebrengt dat voor stichting, splitsing, samenvoeging en opheffing van gemeenten géén voorschriften worden gegeven door de landelijke kerkgemeenschap.
10 In de uitvoeringsbepalingen bij artikel 42 GKO wordt de volgende vuistregel gegeven: ‘Splitsing van de bestaande kerk verdient de voorkeur boven instituering van een nieuwe kerk wanneer het gaat om het uiteengaan van twee of meer ongeveer gelijke delen van de ongedeelde kerk. Samenvoeging van kerken verdient de voorkeur boven opheffing van een kerk wanneer het ledenbestand en het territoir van die kerk als gevolgd van de opheffing vrijwel geheel gevoegd zou worden bij één genabuurde kerk.’