Hoofdstuk 1
Bepalingen:
1. Voor het beroepen van een emeritus-predikant in tijdelijke dienst komen alleen in aanmerking kerken welker zielental niet meer dan omstreeks 300 bedraagt, zulks met goedvinden van de classis waartoe de betreffende kerk behoort. Deze classis kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van die voorwaarde.
2. Bij het beroepen van een emeritus-predikant zal door de desbetreffende kerk de periode moeten worden genoemd, gedurende welke zijn dienstvervulling wordt verwacht. Deze periode mag zich uitstrekken over ten hoogste twee jaren. Daarna moet over eventuele verlenging telkens opnieuw een overeenkomstige beslissing vallen.
3. De kerkeraad van de gemeente waaraan de emeritus-predikant die beroepen wordt in tijdelijke dienst, verbonden is, zal aan zijn bewilliging geen voorwaarden mogen verbinden, welke in strijd komen met de kerkorde en met andere bepalingen van de generale synode. Met name zal de desbetreffende emeritus-predikant zijn rechten behouden op de volledige uitkering van zijn emeritaatsgelden.
Amsterdam 1967, art. 33
De synode acht het onjuist dat nu deze algemene regeling bestaat voor kleine vakante kerken, zodanige kerken nog op andere wijze een emeritus-predikant aan zich zouden trachten te verbinden voor het vervullen van een volledige ambtelijke opdracht in vaste dienst.
Amsterdam 1967, art. 33