Indien studenten of predikanten, uit het buitenland komend, minder dan twee jaar lid zijn van één van de gereformeerde kerken dient door de classis vóór het colloquium voorafgaand aan de beroepbaarstelling, dan wel door deputaten ad artikel 56.2 K.O. vóór het kerkelijk examen, aan deputaten Oecumene te worden gevraagd inlichtingen te verschaffen over de aard van de kerken van waaruit de betrokkene komt en zo mogelijk ook over de voorgeschiedenis van betrokkene. Deputaten Oecumene geven deze inlichtingen zo spoedig mogelijk, met inachtneming van de volgende bepalingen:
1. Informatie over een desbetreffende kerk zal aldaar schriftelijk worden ingewonnen, tenzij de aard van die kerk als voldoende bekend mag worden beschouwd.
2. Informatie over de betrokken gegadigde dient door deputaten Oecumene bij diens kerkenraad of classis te worden opgevraagd.
3. Indien deputaten van oordeel zijn dat een gesprek tussen hen en betrokkene noodzakelijk is, treden zij in overleg met de deputaten ad artikel 56.2 van de kerkorde.
4. Indien deputaten ad artikel 56.2 van de kerkorde instemmen met dit oordeel zullen twee vertegenwoordigers van deputaten Oecumene een gesprek voeren in bijzijn van één of meer deputaten ad artikel 56.2 van de kerkorde.
5. Op grond van de ontvangen informatie brengen deputaten Oecumene advies uit aan de desbetreffende deputaten ad artikel 56.2 van de kerkorde.
6. Deputaten Oecumene zullen er naar streven aan de desbetreffende instanties hun inlichtingen te verschaffen binnen één maand na de aanvrage. Waar zij van schriftelijke informatie afhankelijk zijn, zal de termijn zo nodig tot zes weken worden verlengd.
Gouda 1985, art. 120 en 217