Bepalingen bij artikel 6 van de kerkorde

6.2 Instructie voor de deputaten ad artikel 6 K.O. van de generale synode

 

Algemene opdracht:
Het geven van informatie en advies over het onderzoek naar de aanwezigheid van de in artikel 6 van de kerkorde bedoelde gaven aan diegenen die staan naar het ambt van dienaar des Woords en niet in de gelegenheid zijn (geweest) een deugdelijke theologische opleiding te volgen.
Het instellen van een onderzoek naar de aanwezigheid van deze gaven bij zulke personen.

 

Taken van deputaten:
1. Bij degenen die zich tot deputaten wenden om informatie en advies nagaan of zij doelstelling en procedure van artikel 6 K.O. hebben begrepen; aansluitend zenden ze betrokkenen een standaardbrief met een pastoraal karakter toe.

2. Tijdens het onderzoek naar de aanwezigheid van de in artikel 6 K.O. bedoelde gaven dienen deputaten vast te stellen of betrokkene boven alle billijke twijfel verheven en op overtuigende wijze beschikt over zodanige gaven, welke hem ook zonder de in artikel 5 K.O. genoemde opleiding geschikt doen zijn voor het ambt van dienaar des Woords.
(Werd en wordt bij deze gaven gedacht aan die van vroomheid, van bescheidenheid, van wijsheid en van geestelijk onderscheidingsvermogen, men kan in dezen ook spreken van kritisch en onderscheidend inzicht, invoelend vermogen, vindingrijkheid en oorspronkelijkheid, echtheid en betrokkenheid en het duidelijk en helder kunnen verwoorden).

3. Deputaten geven van de uitslag van hun onderzoek kennis aan betrokkene en aan de deputaten voor het kerkelijk examen van de particuliere synode, op wier verzoek het onderzoek plaats had. Zij delen daarbij tevens mee, of hun beslissing met algemene stemmen werd genomen dan wel met meerderheid van stemmen.

4. In hun rapportage aan de generale synode leggen deputaten verantwoording af van de door hen gevolgde methode van onderzoek.

 

Overige aanwijzingen:
a. Het in te stellen onderzoek heeft plaats op verzoek van de deputaten voor het kerkelijk examen van de particuliere synode, binnen het ressort waarvan degene, die zich heeft aangemeld, woont.

b. De vaststelling van de manier, waarop deputaten ad artikel 6 K.O. hun onderzoek verrichten, is aan hen voorbehouden.

c. Van het deputaatschap ad artikel 6 K.O. dienen althans enigen deel uit te maken, die deskundig zijn op het gebied van de theologie en enigen, die deskundig zijn op het gebied van de gedragswetenschappen.

Zwolle 1977 art. 273
Almere 1987, art. 39 (BM)
Emmen 1989, art. 242
Mijdrecht 1991, art. 47 (BM)