Bepalingen bij artikel 5 van de kerkorde

5.2 Kerkelijk examen voor elders opgeleiden (art. 5 lid 3)

(Toelating tot het proponentschap van hen, die elders een theologische opleiding ontvangen hebben)

 

1. Hij, die zijn theologische opleiding niet aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde kerken in Nederland of aan de Faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit doch aan een andere hogeschool of universiteit in binnen- of buitenland heeft ontvangen en toch staat naar het ambt van dienaar des Woords in de Gereformeerde kerken in Nederland, dient zich te melden bij de in artikel 5 lid 2 K.O. genoemde deputaten met het verzoek zich te mogen onderwerpen aan het kerkelijk examen.

2. Deputaten dragen dan zorg voor een bij de aanvrager in te stellen afzonderlijk onderzoek dat in de plaats treedt van het examen dat krachtens besluit van de generale synode toegang geeft tot het kerkelijk examen.
Dit onderzoek wordt als volgt geregeld:
a. deputaten richten zich tot de Theologische Universiteit en de Faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit met het verzoek de aanvrager te examineren in de vakken van het zoeven genoemde examen;
b. dit examen wordt afgenomen door een examencommissie van hetzij de Theologische Universiteit hetzij de Faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit, of door een examencommissie van Universiteit en Faculteit tezamen, onder verantwoordelijkheid van de generale synode;
c. tegelijk met het verzoek tot examinatie worden aan de examencommissie overgelegd:
- binnen- of buitenlandse getuigschriften waaruit blijkt dat de aanvrager een zodanige ontwikkeling verworven heeft als geëist mag worden voor het afleggen van wetenschappelijke examens alsook
- getuigschriften waaruit blijkt dat de aanvrager aan enige universiteit in binnen- of buitenland een volledige theologische opleiding gericht op het predikantschap ontvangen heeft;
d. gehoord de aanvrager stelt de examencommissie aan de hand van laatstgenoemde getuigschriften vast:
- of, en zo ja in welke mate nog aanvullende studie nodig is en
- op of na welke datum het examen zal plaats vinden;
e. bij gunstige uitslag van het examen verstrekt de examencommissie de aanvrager een desbetreffend bewijsstuk.

3. Hierna meldt de aanvrager zich onder overlegging van dit bewijsstuk alsmede van een getuigschrift betreffende zijn belijdenis en levenswandel van de kerk of kerken tot welke hij gedurende laatstverlopen twee jaren behoorde wederom bij de onder 1 genoemde deputaten.

4. Voor het overige is op de aanvrager van toepassing het in uitvoeringsbepaling 5.1 bepaalde.

5. In afwijking van de bovenstaande regeling geldt het volgende voor diegenen, die vóór 1 januari 1978 reeds ingeschreven waren aan de Protestantse Theologische Faculteit te Brussel: zij kunnen staan naar het ambt van dienaar des Woords in de Gereformeerde Kerken in Nederland wanneer zij
a. lid zijn van een gereformeerde kerk in Nederland of van een gemeente van de Verenigde Protestantse Kerk in België, welke vóór 1 januari 1979 behoorde tot de Gereformeerde Kerken in Nederland;
b. hun studie aan de Protestantse Theologische Faculteit voltooid hebben;
c. vóór 1 januari 1985 en binnen twee jaar na de sub b bedoelde Studie met goed resultaat aan de Theologische Universiteit of de Faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit een meer op de Nederlandse kerkelijke achtergronden gerichte na-opleiding hebben gevolgd, ten bewijze waarvan hun een testimonium zal worden verstrekt en
d. met goed gevolg het kerkelijk examen hebben afgelegd, bij de aanvrage waarvan zij, behalve de hierboven onder 3 vermelde stukken, ook bedoeld testimonium dienen te overleggen.
Voor het overige is eveneens op hen van toepassing het in uitvoeringsbepalingen 5.1 bepaalde.

Zwolle 1997, art. 178 en 303
Bentheim 1981, art. 249
Almere 1987, art. 79
Emmen 1989, art. 76