Bepalingen bij artikel 7 van de kerkorde

7.1 Beroepingswerk (algemeen)

 

Er wordt bij de kerken op aangedrongen:
a. haar beroepingswerk zo te regelen, dat gewichtige uitzonderingen daargelaten, waarover de classis zal hebben te oordelen geen beroep wordt uitgebracht op dienaren des Woords, die nog geen vier jaren in een gemeente hebben gestaan;
b. zoveel mogelijk te vermijden, dat een beroep wordt uitgebracht op een dienaar des Woords, die over een ander beroep dat hij ontvangen heeft, nog niet beslist heeft.

Groningen 1963, art. 321

Het voor de tweede maal beroepen van dezelfde dienaar des Woords in dezelfde vacature zal niet zonder toestemming der classis mogen geschieden.

Dordrecht 1893, art. 164

Inzake de datum van ontslag gelden de volgende bepalingen:
a. deze datum zal in de regel worden gesteld op de zaterdag, volgende op de dag waarop de beroepen dienaar des Woords afscheid zal hebben gepreekt; en indien hiervan wordt afgeweken, wordt de datum met onderling goedvinden van beide kerken vastgesteld;
b. in het getuigenis van het vertrek van de beroepen dienaar des Woords zal de overeengekomen datum worden vermeld;
c. van de overeengekomen datum af zal de beroepen dienaar des Woords geheel voor rekening komen van de kerk die hem beroepen heeft;
d. de datum van ontslag zal vallen na de approbatie van het beroep door de classis waartoe de kerk behoort waarheen de predikant vertrekt; deze classis heeft bij die approbatie ook te oordelen over eventuele bezwaren die uit de nieuwe gemeente naar voren zijn gebracht.
De approbatie door de gemeente hoort derhalve aan die der classis vooraf te gaan; ook bij een eventueel appèl van bezwaarden zal de classis als regel toestemming geven tot de bevestiging over te gaan. (zie art. 31.6 K.O.).

Amsterdam 1908, art. 71
Aalten 1993, art. 144